uitrusting kunnen spreken) in tegenstelling met den infanterist,
die eerst op het gevechtsveld den veldzak aflegt.
Wanneer we thans terugkeeren tot de beschrijving van de
draagwijze der zooeven opgesomde artikelen, ervaren we, dat de
man zijn bepakking als volgt over het lichaam verdeelt
het veldzakboekje en het noodverband in het linker voorpand
van zijn jas,
het knipmes in de broekzak,
de vetlapdoos in één der jaszakken,
de alpacca lepel in één der beenwindsels,
den roodekruisband om den linker bovenarm,
terwijl aan den gordel, beginnende bij den gesp en links omgaande,
zich bevinden
de patroontasch met 2 gevulde houders,
de veldflesch,
de eetketel, met aan weerszijden een blikje van het noodrant
soen, te zamen in overtrek,
de lafenisflesch en
het pistool met den derden gevulden patroonhouder.
Over de beide schouders komen het draagriemenstel en het
helpzeel, en „en bandoulière" over den linker schouder afhangend
op de rechter heup de gasmaskertasch, in tegenstelling met den
infanterist, die deze op de linker heup draagt1).
Diegene van den verbandploeg, die tijdelijk niet meedraagt,
heeft de verbandtasch „en bandoulière" over den rechter schouder
afhangend op de linker heup en verder de electrische lantaarn,
welke aan den gordel gehaakt kan worden.
Overzien we nog even alle banden, die over 's mans bovenlijf
loopen, dan krijgen wij eerst het draagriemenstel met om het
middel den gordelriem, daaroverheen den pistoolriem, dan het
helpzeel, den riem van de verbandtasch en tenslotte den riem van
de gasmaskertasch. Een ware warwinkel van riemen en banden.
Dat het torsen van deze vracht, welke de bepakking inderdaad
vormt, heel wat van het physiek van het hospitaalpersoneel eischt,
kan men zich zonder getallen wel voorstellen. Daar getallen echter
duidelijker spreken, worde hier nog even nader op ingegaan.
Men is reeds lang geleden in verschillende landen door allerlei
proefnemingen tot de conclusie gekomen, dat de totale lichaams
belasting van den infanterist, om aan een behoorlijke marsch- en
gevechtsvaardigheid te voldoen, het derde gedeelte van het gemid
delde lichaamsgewicht niet mag overschrijden. Hierop wordt dan
ook door de meeste militaire schrijvers en geneesheeren herhaal
delijk gewezen. In Duitschland werden reeds in 1894 met medische
1) Dit is in het V.G.A. zeer onduidelijk aangegeven. Zie pistooldragenden
onder Artillerie, Punt 19 d lid (3).
898