De onderluitenant werd niet afzonderlijk genoemd. De straf- bevoegdheid van dezen was af te leiden uit art. 2, 1, Hdst. II A van de Regeling betreffende de onderluitenants van het Leger in Nederlandsch-Indië. (K.B. 13 Januari 1921 No. 42. Ned. Stbl. 1921 No. 11Ind. Stbl. 1921 No. 111). Volgens dit artikel verrichten de onderluitenants, voor zooveel hun korpscommandant hen daarvoor niet vrijstelt, alle diensten, welke van luitenants kunnen worden gevorderd, doch nemen, behoudens het geval, voorzien in art. 282 der „Rechtspleging voor de Landmacht", geen zitting in krijgsraden. De onderluitenant-detachementscommandant had dus dezelfde strafbevoegdheid als de officier-detachementscommandanthet zelfde gold voor den onderluitenant belast met het militair commando. Sommige diensten, welke aan luitenants kunnen worden opge dragen, b.v. de dienst van compagnies-commandant, de dienst van luitenant-adjudant (tevens commandant van den kleinen staf), (konden niet of althans niet onder alle omstandigheden door onderluitenants worden waargenomen. Voor eerstgenoemden dienst blijkt zulks uit art. 3 van de „Nadere voorschriften, omtrent de regeling betreffende de onderluitenants van het Leger in Nederlandsch-Indië 1) waar is bepaald, dat onderluitenants bij oefeningen of in het gevecht kunnen optreden als commandant van een compagnie, eskadron of batterij, terwijl zij overigens alleen dan met die functie mogen worden belast, indien bij het korps (korpsgedeelte) ter plaatse geen officieren daarvoor ter beschikking staan. De voorziening in den dienst bij afwezigheid van den compagnies commandant werd geregeld in het Reglement op den Inwen- digen Dienst der Infanterie, waarin eerstens werd bepaald op biz. III, dat waar over luitenants wordt gesproken ook de onderluitenants worden bedoeld, behalve bij vervanging in den dienst van compagnies-commandant of luitenant-adjudant. Art. 37 van dat Reglement bepaalde, dat de kapitein als compagnies commandant wordt vervangen door den hoogst of oudst in rang zijnden luitenant van de compagnie. Is er geen luitenant bij de compagnie beschikbaar, of acht de commandeerende officier het om andere reden noodig, dan kan hij het bevel over de compagnie aan een luitenant van eene andere compagnie opdragen. Voor wat den dienst van luitenant-adjudant betreft gold eerstens, dat met luitenant volgens het bovenvermelde niet bedoeld wordt de onderluitenant. Volgens art. 23 van het Reglement op den Inwendigen Dienst was de bataljonsadjudant commandant van den kleinen staf en oefende daarover hetzelfde x) A.O. 1923 No. 39. 902

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 40