noemt het spraakgebruik „posten". De onderluitenant-comman dant van dezen post heeft op grond van art. 38 W.v.K. straf- bevoegdheid. Komt deze post evenwel te verkeeren in een van de omstandigheden genoemd in art. 96, 2e lid, W.v.S. voor Ned.- Ind. of in art. 58 W.v.M.S. voor Ned.-Ind., (tijd van oorlog) x) is dan art. 34, 2e lid, sub 2o van toepassing De M.v.T. op art. 34 2) spreekt van „legerautoriteiten", onder welke de onderluitenant wel niet begrepen zal zijn. Toekenning van strafbevoegdheid aan dezen zal zeer zeker wel niet in de bedoeling van den wetgever hebben gelegen. De rechter is bij zijne uitspraken evenwel niet gebonden aan de bedoeling van den wetgever, indien deze bedoeling niet tevens in den wettekst is uitgedrukt. De mogelijkheid bestaat, dat de rechter in voorkomend geval zich niet tegen een eventueel uitge oefende bevoegdheid zal verzetten. Is het wenschelijk den onderluitenant in tijd van oorlog grootere bevoegdheid toe te kennen Waar den onderluitenant in het algemeen dezelfde diensten worden opgedragen als aan luitenants, moeten hem dn voorko mend geval ook de middelen, als aan die officieren toegekend, worden gegeven om zijn gezag te handhaven. Bovendien kunnen de omstandigheden het wenschelijk maken, omdat communicatie met hoogere chefs is uitgesloten, dat in het belang van den dienst, dus ook ter bevordering van de handhaving van de krijgstucht, de allerzwaarste straffen kunnen worden opgelegd. Dit is b.v. het geval als een brigadier (korporaal) of fuselier le klasse zijne plichten op wacht zoodanig schromelijk verwaarloosd, dat hem in de toekomst de vervulling van dezelfde soort diensten niet meer kan worden toevertrouwd. Mede ter afschrikking van anderen kan de straf van terugstelling dan noodzakelijk zijn. De onderluitenant-detachementscommandant mag evenwel alle krijgstuchtelijke straffen opleggen behalve de straffen van plaat sing in de 2e klasse van militaire discipline en van terugstelling. De eerste straf kan op detachement niet ten uitvoer worden gelegd, zoodat oplegging daarvan nimmer zin heeft. N.o.m. kan voor onderluitenants de bevoegdheid tot het opleggen van de straf van terugstelling in boven aangeduide omstandigheden niet wor den gemist. Sub b. Voor wat de bedoeling van den wetgever betreft kan in het algemeen verwezen worden naar het onder sub a vermelde. Kan een onderluitenant optreden als commandant van eene compagnie en van een aangewezen formatie Bij deze vraag moet 905 1) Zie art. 74 W.v.K. j° art. 1 W.v.M.S. s) Volksraadstukken, t.a.p. blz. 83.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 43