onderscheid gemaakt worden tusschen aangewezen commandant
en vervangend commandant.
De regeling van de diensten, welke aan onderluitenants kunnen
worden opgedragen, heeft in de bestaande voorschriften geen
verandering ondergaan. x) Volgens deze regeling kunnen onder
luitenants derhalve optreden als commandant van een compagnie
a. in het gevecht
b. indien voor de vervanging van den compagnies-commandant
geen officier beschikbaar is.
In tegenstelling met deze bepaling bepaalt art. 37 van het
Reglement op den Inwendigen Dienst der Infanterie (I.D.I.), dat
de commandant der compagnie vervangen wordt door een luitenant
van dezelfde of van een andere compagnie, terwijl onder luite
nant de onderluitenant niet is begrepen. Waar beide voorschriften
door den Legercommandant zijn uitgevaardigd zou men geneigd
zijn aan te nemen, dat het I. D. I. de algemeene voorschriften
aangeeft volgens welke de compagnies-commandant kan worden
vervangen, terwijl de „Nadere Regeling betreffende de onderlui
tenants" een bijzonder voorschrift inhoudt voor het geval geen
luitenants beschikbaar zijn.
Op grond van bovenstaande komen wij tot de conclusie, dat de
onderluitenant in bijzondere gevallen kan optreden als aange
wezen compagnies-commandant en als plaatsvervangend com
mandant. Wel kan nog worden opgeworpen, dat de onderluitenant
als zoodanig optreedt, maar daarom nog niet de strafbevoegdheid
aan deze functie verbonden, bezit. Art. 28 (1) I. D. I. bepaalt
uitdrukkelijk, dat hij, die bij ontstentenis of afwezigheid van
een meerdere in rang tijdelijk den dienst van dezen waarneemt,
gedurende dien tijd het gezag en de verantwoordlijkheid heeft
van dien meerdere, waartoe ontegenzeggelijk behoort de be-
voegdhied tot strafoplegging.
Bij de bespreking van de aangewezen formaties zullen wij
ons beperken tot die van een kleinen staf van een korps.
Als korps wordt o.a. aangemerkt een bataljon infanterie.
De bataljonsadjudant is commandant van den kleinen staf van
het bataljon en oefent daarover hetzelfde gezag uit als de com-
pagnies-comandant over zijne compagnie (Art. 23 (2) I. D. I.),
terwijl in een noot op dit artikel staat aangegeven dat, indien
in de formatie van den staf geen kapitein- of luitenant-adjudant
is opgenomen, de korpscommandant zoo noodig één der officieren
van het korps als commandant van den kleinen staf aanwijst
is de korpscommandant de eenige officier van het korps ter stand-
x) Art. 8, 1, 2e en 3e lid, van de „Nadere voorschriften betreffende de
onderluitenants v/h K.N.I.L." (Opgenomen in A.O. 1935 No. 4).
906