Naschrift van de redactie
Door een als commandant van den kleinen staf van een
veldbataljon optredenden onderluitenant werd destijds een tot
dien staf behoorend militair krijgstuchtelijk gestraft met ver
zwaard arrest, welke straf na beklag door den korpscommandant
werd gehandhaafd en na voortgezet beklag door den krijgsraad
werd vernietigd, echter op een anderen grond dan het niet aan
wezig zijn van krijgstuchtelijke strafbevoegdheid.
In een verhandeling op de blz. 470/471 van den XXXIIen
jaargang van het Mil. Rechtelijk Tijdschrift trekt de heer
P. J. Clavareau in twijfel of een „Kleine Staf" aangewezen is
als een formatie zooals bedoeld in art. 36, 2e W.v.Kr., aangezien
wanneer zulks wel het geval zou zijn, op die wijze aan onder
officieren een strafbevoegdheid zou kunnen worden toegekend,
die kennelijk niet in de bedoeling van den ordonnantiewetgever
heeft gelegen.
Wanneer een dergelijke aanwijzing niet heeft plaats gevonden,
blijft voor zoover de heer Clavareau ziet, slechts over, dat in
vorenaangehaald geval de onderluitenant heeft gestraft als detache
mentscommandant overeenkomstig art. 38 lid 1 W.v.Kr., het
geen echter niet juist zou zijn geweest o.m. omdat lid 3, le van
dat artikel bepaalt, dat een onderofficier-detachementscomman
dant niet mag straffen, indien het detachement behoort tot de
bezetting van een garnizoen of post, waar een officier militair
commandant is.
Wij teekenen hierbij het volgende aan
In de A.O. 1934 Nr. 14, Hoofdstuk F onder B 1 wordt de
„Kleine Staf" van een bataljon genoemd onder de formaties
waarvan aan den commandant de strafbevoegdheid van art. 36
W.v.Kr. is toegekend.
Als zoodanig is de onderluitenant voornoemd als strafoplegger
opgetreden, niet als detachementscommandant, hetgeen inderdaad
onjuist zou zijn geweest.
Nochtans is in het besproken geval vermoedelijk eveneens
onjuist gehandeld, echter niet als gevolg van het aanwijzen van
een kleinen staf als formatie (art. 36, 2e W.v.Kr.), doch van het
aanwijzen van een onderluitenant tot commandant van den
kleinen staf. De korpscommandant kan tijdens de onstentenis
van den bataljonsadjudant tevens commandant van den kleinen
staf desgewenscht een onderluitenant belasten met verschil
lende werkzaamheden van den bataljonsadjudant commandant
kleinen staf, hij kan hem echter niet in die functie benoemen, en
zelfs niet als vervanger aanwijzen (art. 35 I.D.I., in verband met
het gestelde op blz. Ill I.D.I.). Als commandant van den kleinen
staf m.b.t. de strafbevoegdheid had o.i. de korpscommandant zelf
moeten optreden. Vergelijk ook de noot op art. 23 I.D.I. waarin
909