914
om daarna over te gaan tot het publiceeren van enkele particuliere brieven
van Gouverneur-Generaal Van Heutsz, een officieel eigenhandig schrijven
van den Gouverneur-Generaal aan den Civielen en Militairen Gouverneur
van Atjeh en Onderhoorigheden, Generaal-majoor G. C. E. van Daalen,
gevolgd door officieele brieven van Generaal van Daalen en van den
Gouverneur-Generaal. Voorts zien wij streng vertrouwelijke brieven van
den toenmaligen Kolonel K. van der Maaten, welke voor publicatie ten
eenenmale ongeschikt zijn, te meer waar meerdere nog in leven zijnde en
anderereeds overleden hoogstaande personen worden besproken op een
wijze, welke in hooge mate onkiesch is te noemen.
Ook treffen wij aan particuliere brieven van wijlen Prof. Dr. C. Snouck
Hungronje en voorts nog enkele intieme brieven van andere minder op
den voorgrond getreden personen. Verder zijn overgenomen particuliere
brieven van Generaal Van Daalen zelf aan Gouverneur-Generaal Van
Heutsz en aan den Heer Snouck Hurgronje (waaronder één confidentieel).
De correspondentie met wijlen den Heer Snouök Hurgronje staat op
een hoog peil in het bijzonder treft ons de wijze, waarop Generaal van
Daalen zijne meening bekend heeft gesteld. In den confidentieelen brief
aan Prof. Snouck Hurgronje vinden wij de voor Generaal Van Daalen
zoo typeerende woorden„Al het bovenstaande zoude ik nooit op papier
zetten teneinde de groote verdiensten van den G.G. maar één haar te
verkleinenDat wensdh ik niet en dat is mijn doel ook niet."
De brieven van den eminenten legeraanvoerder zijn waardig en zelf
bewust, zooals de persoon van Generaal van Daalen was.
Na het vorenstaande vragen wij ons nogmaals af, heeft de samensteller
van de brochure de hoogstaande opvattingen van Generaal Van Daalen
wel doorvoeld Wij voor ons moeten eindigen met de verzuchting ware
de brochure maar nooit geschreven.
C.