915
9. UIT DE PERS.
Het groote belang, dat de burgerluchtvaart van een land voor
zijn defensie heeft, zal wel niemand meer ontkennen het bezit
van een reserve aan vliegers (voor een goed deel voortgekomen
uit het militaire vliegerkorps) en aan vliegend materieel zij
het ook na een weinig tij droovenden ombouw tot militair instru
ment alsmede de beschikking over een vrijwel direct ge
schikte uitgebreide grondorganisatie (technische dienst, radio
berichtgeving en peildienst enz.) zijn voor de militaire lucht
vaart van groote waarde.
Het spreekt dan ook vanzelf, dat het vraagstuk oj land- dan
wel watervliegtuigen voor de burgerluchtvaart de voorkeur ver
dienen ook door de militaire luchtvaartdeskundigen met belang
stelling wordt gevolgd.
M.b.t. dit vraagstuk voor Nederlandsch-Indië troffen wij in
het orgaan van de N.V. Koninklijke Nederlandsch-Indische
Luchtvaart Maatschappij nr. 8 en 9 van 1937 het volgende aan
„Er is op 'het ©ogenblik op het gebied van verkeersluchtvaart
wellicht geen brandender kwestie dan dezeverdienen voor het
overvliegen van groente zeetrajecten land- dan wel watervliegtuigen de
voorkeur. Als leek zal men geneigd zijn te vinden dat het antwoord
nogal voor de hand ligt. En oogenschijnlijk wijst ook de practijk uit,
dat het watervliegtuig in het voordeel is. Immers worden zoowel de
luchtverbindingen over den Pacific als die over den Zuidelijken
Atlantischen Oceaan met watervliegtuigen onderhouden, terwijl de
Engelschen voor hun Rijksroutes, die voor een groot deel over zee
leiden, ook watervliegtuigen kozen. En tenslotte zijn het weer water
vliegtuigen, die bij de proefvluchten over den Noordelijken Atlanti
schen Oceaan gebruikt worden. Het zijn echter in de genoemde
gevallen lang niet altijd uitsluitend verkeerstechnische en verkeers-
economische overwegingen geweest, die de keuze hebben bepaald.
Zoowel politieke als psychologische factoren hebben vaak een hartig
woordje meegesproken. En dat de strijd nog lang niet ten voordeele
van het watervliegtuig is beslist bewijst wel, dat zoowel Engelschen
als Amerikanen op de Noordelijke Atlantische route ook landvlieg-
tuigen gaan probeeren.
Zoo staat het vraagstuk t.a.v. de allergrootste oceaantrajecten. Met
het oog op de luchtverbinding met West-Indië heeft ook Nederland
practisch belang bij dit probleem.
Voor Oost-Indië is echter van veel grooter belang hoe het met dit
vraagstuk staat t.a.v. de middelmatige zeetrajecten. Met het oog op
de Buitengewesten is de oplossing ervan zelfs urgent. En wat deze
vraag aangaat blijkt uit de practijk, dat niet slechts reeds lang derge
lijke zeetrajecten met landvliegtuigen bevlogen worden, b/v. door de
K.L.M. over de Middellandsche Zee, doch ook, dat waar tot nu toe
watervliegtuigen worden gebruikt, deze geleidelijk worden vervangen
door landmachines. Dit doet reeds vermoeden dat de bezwaren van
het vliegen over middelmatige zeetrajecten met landvliegtuigen met
langer opwegen tegen de voordeelen die het biedt. Een nadere
■beschouwing van de factoren, die hierbij een rol spelen leert dat dit
inderdaad het geval is.