932
Voorts acht hij in het geval, dat een tegenstander in oorlogstijd ergens
aan den buitenkant van onzen Archipel een vliegbasis heeft ingericht, de
bombardements-vliegbooten voor het bestoken van deze basis meer geschikt
dan de landbommenwerpers. Want de mogelijkheid bestaat, dat de bombar-
dementsvlgn., bij het object aangekomen, door tegenmaatregelen van den
vijand of wegens ongunstige weersomstandigheden him opdracht niet zullen
kunnen uitvoeren. De landbommenwerpers kunnen dan niet anders doen,
dan naar hun punt van vertrek terugkeeren en de operatie als mislukt
beschouwen. Vliegboot-bombardeurs daarentegen kunnen, volgens S., in
de nabijheid van 'het object in een of meer der talrijke Indische baaien en
inhammen op het water neerstrijken en daar rustig hun tijd afwachten.
Mede acht hij voor het bombardement van vij. vaartuigen in volle zee
ver van de kust, het gebruik van watervlgn., bemand met marine-personeel,
een vereischte dit laatste m.h.o. op de noodzakelijke geschooldheid van
de bemanning itn het waarnemen en verkennen boven zee, het vaststellen
van de typen van schepen en in het bombardeeren van de zeer beweeglijke
doelen, welke varende oorlogssohepen bieden.
Voor de luchtverdediging van belangrijke objecten op Java, zooals o.a.
de vlootbasis Soerabaja, en van eenige vitale centra in de Buitengewesten,
welke taak volgens de defensiegrondslagen tot die van het leger behoort,
acht S. in de eerste plaats jachtvlgn. noodig voorts acht hij voor het leger
verkennings- en art. waarnemings-vlgn. urgent als hulpwapen bij het
gevecht op den grond en ten slotte landbommenwerpers, evenwel voor het
slechts zeer beperkte doel, nml. het bestoken van de vij.oorlogs- en trans
portschepen, wanneer deze voor de kust komen om een landing te bewerk
stelligen. Verder mag volgens S. het gebruik der landbommenwerpers niet
gaan (sic
De in het voorgaande in het kort weergegeven meening vond in het
zelfde dagblad (De Maasbode) bestrijding o.i. ten rechte door K. in
een goed gesteld artikel betoogt K., dat voor Ned.-Indië met zijn beperkte
weermiddelen, de „économie des forces" gebiedt, dat voor de uitvoering
van secundaire taken slechts een uiterst minimum aan vlgn. gespecialiseerd
mag worden, en dat het geheel moet zijn gericht op uitvoering van de,
bezien in het raam van onze defensie belangrijkste, taak, nml.: het bombar
dement de vorming van een mobiele „striking force", wier totale kracht
zich z.m. door den geheelen N.-I. Archipel kan doen gevoelen, dient volgens
K. onafwijsbaar op den voorgrond te staan. Slechts op deze wijze zal de
werking van de luchtmacht niet alleen preventief werken, doch ook effectief
zijn wanneer er gestreden zal moeten worden.
De zeer beperkte taak, welke de vorige schrijver dan ook aan de
landbommenwerpers wenscht te zien toebedeeld, acht K. zeer terecht in
beginsel onjuist.
Voorts bestrijdt K. de meening, dat voor de luchtverdediging van bepaalde
centra, zooals de aan zee gelegen vlootbasis en andere, eveneens aan zee
gelegen, vitale objecten, een jachtvliegdienst de hoofdzaak zou moeten
vormen en dat de bombardements-vliegdienst eerst op het tweede plan
dient te komen. Reeds gedurende de laatste jaren toch wordt door mil.
deskundigen algemeen erkend, dat voor de luvdd. van aan zee gelegen
objecten, het jachtvlg. minder geschikt is, daar de noodzakelijke waarschu
wingsdienst boven zee niet op behoorlijke wijze is te organiseeren (Zie ook
W. J. 1936, bl. 128-v.G.). Als eenig alternatief blijft daarvoor het indeelen
van een voldoend aantal jachtvlgn. om een „permanence" in te stellen, d.w.z.
ononderbroken een afdeeling jachtvlgn. in de lucht te houden. Dit vraagt
echter veel en krachtige jachtvlgn., wat K. voor het oogenblik, o.i. zeer
terecht, geen desideratum van den eersten rang acht, afgezien van het feit,
dat deze jachtvlgn. momenteel niet voorhanden zijn. Een dergelijk deside
ratum vormen wel de landbommenwerpers, die den vij. kunnen opzoeken