hoofdkleuren, of liever van zwart en wit, die de wereld slechts in rechte lijnen waarnamen. Zij waren een volk van dogma s, dat den twijfel, onze moderne doornenkroon, haatte. Zij begrepen onze bovenzinnelijke moeilijkheden niet, evenmin als onzen zelfbespie- gelenden twijfelslechts waarheid en onwaarheid kenden zij, geloof en ongeloof, zonder onze aarzelende reeks van fijnere schakee ringen. Dit volk was zwart en wit, niet enkel in zijn uiterlijk, maar ook innerlijk zwart en wit niet alleen in zuiverheid maar ook in zijn gansche groepeering. Hunne gedachten waren slechts tevreden met uitersten, met superlatieven. Somtijds schenen tegen strijdigheden hen op eenmaal te overheerschenmaar nimmer kwamen zij tot een middelweg, liever volgden zij de logica van verschillende onvereenigbare inzichten tot in het absurde, zonder de tegenstrijdigheid op te merken. Met koel hoofd en rustig oor deel, onverstoorbaar en onbewust van de zwervende vlucht hunner ideeën, slingerden zij van pool tot pool. Een bekrompen en beperkt volk, welks trage intellect braak lag in onverschillige berusting. Hun verbeelding was levendig, zonder scheppende krachter was zoo weinig Arabische kunst in Azië, dat welhaast gezegd kan worden, dat zij geen kunst bezaten, al waren zij royale beschermers van anderer kunst, die alle talen ten aanmoedigden op het gebied van bouwkunst, keramiek of welk ander handwerk hun buren en slaven ook beoefenden. Evenmin leidden zij groote industrieën; organisatie van lichaam en geest was hen vreemd. Zij bedachten geen wijsgeerige syste men, noch ingewikkelde godenleeren, en hielden hun koers tus- schen de afgodsbeelden van hun stam en zijn uitwassen- Als het minst pathologische der volkeren, hadden zij het leven als een axioma aanvaard, zonder naar het waarom te vragen. Het was voor hen iets onvermijdelijks, den mensch opgelegd, een vruchtgebruik, buiten zijn machtzelfmoord was voor hen iets onbestaanbaars en de dood geen droefenis. Zij waren een volk van vlagen, van catastrophen, van ideeën het ras van het individueele genie. Hun ronddolen was te meer opmerkelijk vanwege het contrast met de dagelijksche rusthun groote mannen grooter door tegenstelling met de gewoonheid van het geheel. Hun overtuigingen grondden op instinct, hun daden op intuïtie. Hun grootste schepping was die der geloofs belijdenissen bijna hadden zij het monopolie van alle geopen baarde godsdiensten. Drie van deze pogingen hadden in hun mid den stand gehouden twee ervan waren ook naar buiten verspreid naar niet-Semietische volkeren. Het Christendom, omgewerkt naar Griekschen, Latijnschen en Germaanschen trant, veroverde Europa en Amerika de Islam onderwierp in verschillende vormen Afrika en deelen van Azië. Dat waren Semietische successen de mis lukkingen hielden zij voor zich zelf, en de grenzen der woestijnen waren bezaaid met ineengestorte belijdenissen. 869

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 7