944
deling te nemen dat, hoe belangwekkend overigens ook, in sterke mate den
stempel der verachtelijkheid draagt, omdat paniek nu eenmaal in de oogen
van velen niets meer of minder is dan een uiting van lafhartigheid. Doch
dat is zeker niet geheel juist. Een dieper gaande studie van het probleem
zal eerder tot de gevolgtrekking doen komen, dat paniek een ongelukkig
en onvermijdelijk fatum is, hetwelk onder omstandigheden zelfs de dapper
ste afdeelingen met zinneloosheid kan slaan.
Het woord „paniek" is afgeleid van de mythologische godenfiguur Pan,
die de warme middaguren placht te verslapen in het bosch, en wee dengene^
die dat middagdutje bij ongeluk verstoorde in hevige woede ontstoken
dreef de woudgod den ongelukkige dan door het bosch, totdat deze ver
steend van schrik tenslotte vluchtte in de levenlooze natuur. Zoo is Pan,
de meestal dartele en vroolijke, maar onder omstandigheden ook uiterst
boosaardige god van bosch en veld, geworden tot de demon van schrik en
razende paniek.
Indien angst als essentieel moment bij de totstandkoming eener paniek
stemming moet worden aanvaard, een zienswijze welke vrij algemeen aan
hang vindt, dan kan men de paniek beschouwen als een angstpsychose
uitbarsting der massa. Volgens Le Bon is elke opzettelijk bijeengebrachte
of door toevallige samenscholing ontstane menschenmenigte, vooral wanneer
zij onder schrikaanjagende omstandigheden wordt gebracht, een wat hij
noemt „foule psychologique", d.w.z. elk individu ondergaat en doorleeft
deze schrikaanjagende omstandigheden oorspronkelijk op zijn eigen wijze,
doch het effect bij de tot paniekstemming geneigde massa als geheel is veel
ontzaglijker dan het gemiddelde der psychische reacties van alle haar
samenstellende individuen zij groeit als het ware uit tot de resultante van
al die individueele reacties. En als het eenmaal zoover is, heeft een dergelijke
massa wil noch rede meer zij zet zich in beweging golemachtig, machinaal,
zonder zelfs de minste egards tegenover de haar samenstellende eenheden,
voortbewogen door het volledig gederailleerde massa-instinct, gevaarlijk
voor wat haar in den weg treedt en het meest gevaarlijk voor zichzelf
Troepenonderdeelen door paniek bevangen, worden een „foule psycho
logique" in den geest van Le Bon. Onderdrukte vrees, het gevoel van onze
kerheid waarin de troep leeft vóór en gedurende het gevecht, de demorali-
seerende factor van het zien van verminkte gewonden en door de explosieve
kracht der granaten over groote afstanden weggeslingerde ledematen, het
gebulder van het geschut, ziedaar al de samenwerkende momenten, welke
een eenmaal in een militaire gemeenschap losgebroken paniek ontzaglijk
doen zijn, ontzaglijker in haar aard en gevolgen, dan dat ooit bij een gewone
menschenmassa het geval is.
Paniek is een der gevaarlijkste uitingen der massapsychologie, welke
men zich op het slagveld denken kan, omdat zij uitsluitend geordende
en nog gevechtsvaatrdige eenheden tretft Op verspreide en uit elkaar
geslagen afdeelingen heeft zij dit zal uit het voorgaande duidelijk
geworden zijn geen vat meer. Troepen, die naar het front gaan of er
pas zijn, zijn het meest tot paniek geneigd degenen die reeds langeren tijd
aan het front vertoeven hebben er als regel geen last meer van.
De troepenleiding is van overwegende beteekenis voor het ontstaan
eener paniek-„bereitschaft". Een chef, die weet wat hij wil, en in wien
de soldaat vertrouwen heeft, kan door eclatant ingrijpen de paniekstem
ming breken.
Gehoorsimpressies, een kreet, galoppeerende paarden, onverwachte be
schieting uit de flank etc., zijn naar de ervaring heeft geleerd, gereedere
momenten tot het ontstaan eener paniekstemming dan gezichtsindrukken.
Dit wordt op zeer duidelijke wijze geïllustreerd door het algemeen erva
ringsfeit, dat het zien van rook in een theater nooit als zoodanig tot
het uitbreken eener paniek leidtdaarvoor is de kreet „brand" noodig
en voldoende.