1053
dit zich duidelijk af door het optreden van mobiele Chineesche eenheden in
den rug van de in N. China opereerende Japansche troepen.
Ten einde den lezer in staat te stellen tot het verkrijgen van een indruk
omtrent het verloop en tot het verder volgen der krijgsverrichingen in N.
China, is achter in dit nummer van dat gebied een vnl. aan de hand van
Chineesche kaarten vervaardigde schets bijgevoegd de schaalaanduiding
moge een indruk geven van de groote afstanden waarover wordt gestreden
zij beletten het vormen van aaneengesloten fronten en verklaren daarom het
eigenaardige „herumbatallieren" van beide partijen.
In hoofdtrekken moge een chronologische weergave volgen van den
Japanschen opmarsch.
Na het Loekaukiau-incident van 7-7-'37 en de overvallen der Chineezen
op Lanfang en Toengtsjau op 26 en 27 Juli, werden in .den loop van 28, 29
en 30 Juli Peiping, Toengtsjau en Tientsin bezet. De eigenlijke opmarsch ving
eerst aan op 8 Aug. en wel in de richting van den Nankau-pas, welke 12 Aug.
werd vermeesterd. Uit N. Tsjahar komende troepen van het Kwantoengleger
(J. troepen in Mansjoekwo) en Mongoolsche eenheden veroverden 25 Aug.
Kalgan, waarna vrij snel verder werd gerukt achtereenvolgens vielen Hwalai
(27 Aug.), Tienhen (10 Sept.), Kwangling en Tatoeng (14 Sept.), Hwaijen
(15 Sept.), Tsining (20 Sept.), Kweihwa (de prov. hoofdplaats, 14 Oct.) en
Pautoe (16 Oct.)
De operatiën aan de Peiping-Hankau spoorlijn werden om nog duistere
redenen eerst veel later met kracht ingezet door een stoot op 15 Sept. uit
Koean in W. richting, waarna vielen Tsotsjau (18 Sept.), Pauting (28 Sept.),
Tsjengting (9 Oct.), Sjikiatsjwang (10 Oct.), Yingtsoen (11 Oct.), Sjoenteh
(13 Oct.) en Hantan (Z.W. van Kwangping, 16 Oct.). In den opmarsch, welke
vrijwel geheel de spoorlijn volgde, blijkt pas gang te zijn gekomen na den
val van van Pauting, alwaar de Chineezen zich evenals bij Tsjotsjau dank
zij het door de Japanners gegeven respijt, vrij krachtig tot de verdediging
konden inrichten.
Langs de Tientsm-Poekau lijn werden vermeesterd Matsjang (4 Sept.),
Hsintsji (12 Sept.), Tsjangtsjau (20 Sept.), Nanpingtsjau (28 Sept.), Toeng-
kwang (30 Sept.), Tehtsjau (3 Oct.), Pingyoean (14 Oct.) en Yoenjengtsjau
(16 Oct.). Hier dus een veel minder snelle opmarsch.
Intusschen waren door de in Soeiyoean opereerende troepen afdeelingen
naar het Z. gezonden:zij veroverden 1 Oct. de Pinghsin- en Yenmenpassen
alsmede Taihsien en op 11 Oct. Yoeanping. Het heldhaftig standhouden aldaar
van de Chineezen maakte het mogelijk, de Japanners te binden (de Nan-
king-berichten spreken van omsingelen) en een tegenactie op touw te zetten,
waarbij tusschen 14 er. 16 Oct. de Yenmen- en Pinghsinpassen, Ningwoe,
Kwohsien, Taihsien, Woetai en Taiyeng zouden zijn heroverd. Afgaande op
de verdere telegrammen zouden Chineesche afdeelingen Sohsien, Yinghsien,
Hoenyoean, Lingkioe en Laiyoean hebben bezet en over den Binnensten
Groeten Muur Hopei zijn binnengevallen. Hoewel zulks niet onmogelijk is
de stilstand der operatiën in het Z. zou er op kunnen wijzen valt sterk te
betwijfelen, of de genoemde plaatsen blijvend zijn bezet volgens Japansche
berichten zou de verbinding met Yoeanping weer zijn hersteld. Meer naar het
Z. is hevig gevochten om den Niangtse-pas, van welke uitvalspoort andere
mob.colonnes gebruik maakten om tegen de Pinghanlijn te opereeren. Na
hevigen strijd is deze pas 29 Oct. in Japansche handen gevallen.
Ook aan de Tsinpoelijn schijnen Chineesche colonnes er in te zijn geslaagd,
de Japansche frontgroepen te omtrekken berichten meldden het optreden
in de richting van Tehtsjau en tegen Toengkwang.
Wat de frontgroepen zelve betreft schijnen zij nu (1 Nov.) op de volgende
plaatsen tegenover elkaar te staan in Sjantoeng aan de Toehai rivier,