sprekende landen van Azië te verdrijven. Hun vredesideaal van
vrijheid kon alleen op deze wijze zich doen gelden. Bij het najagen
van die idealen konden wij Turken dooden, omdat wij uitzonderlijk
het land aan ze hadden maar dat dooden was een pure overdaad.
Als zij rustig weg wilden gaan zou de oorlog uit zijn. Zoo niet,
dan zouden wij kunnen aandringen en trachten hen weg te krijgen.
In laatste instantie zouden wij genoodzaakt zijn tot de wanhopige
„bloedkuur" en de principes van den „moordoorlog". Maar dan
voor ons zelf zoo goedkoop mogelijk, omdat de Arabieren vochten
voor hun vrijheid, dewelke een genoegen is dat slechts door een
levend wezen kan worden gesmaakt. Het nageslacht was een kil
iets om voor te werken, ongeacht hoe veel een man ook hield van
zijn eigen of andermans reeds geproduceerde kinderen
Het algebraïsche element in den oorlog scheen mij een zuivere
wetenschap toe, afhankelijk van mathematische wetten en niet-
menschelijk. Het hield zich bezig met bekende variabelen, vast
gestelde voorwaarden, ruimte en tijd, onorganische dingen als
hoogten, klimaten en spoorwegen, met de menschheid (in massa
type dan en te talrijk voor individueele onderscheiding), met
alle kunstgrepen en aanwinsten welke ons vermogen werden
gegeven door technische vindingen. Het was alles wezenlijk te
formuleeren.
Overgebracht naar de Arabische omstandigheden zou de alge
braïsche factor allereerst practisch bepalen, welk gebied wij wilden
bevrijden en ik begon nutteloos uit te rekenen hoeveel vierkante
mijlen misschien honderdveertigduizend En hoe moesten de
Turken dat allemaal verdedigen Ongetwijfeld door een loop-
gravenlinie onderaan, als wij zouden komen als een leger met
vliegende vaandels. Maar veronderstelt eens, dat wij een invloed
waren, een idee, een ontastbaar ding, zonder voor- of achterkant,
dat rondzweefde als een gas Legers waren als planten, bewe
gingloos, sterk verworteid in den bodem, gevoed door lange voe
dingskanalen naar den top. Wij konden een damp zijn die woei
waarheen wij wilden. Onze koninkrijken waren verankerd in
ieders geesten omdat wij niets materieels noodig hadden om
van te leven, behoefden wij niets stoffelijks te bieden om te laten
dooden. Het scheen dat een beroepssoldaat hulpeloos zou zijn
zonder een doelschijf, alleen bezittende de plaats waar hij stond,
en alleen in staat te onderwerpen, dat, waarop hem werd bevolen
zijn geweer te richten.
Toen rekende ik uit hoeveel mannen zij noodig zouden hebben
om al dien grond te bezetten 600.000 man, om te
stellen tegenover de kwaadwilligheid van alle Arabische volken,
gecombineerd aan de actieve vijandschap van een klein aantal
dwepers. Hoeveel ijveraars konden wij hebben Op 't oogenblik
hadden wij er bijna 50.000, en dat was voldoende voor nu
968