de ingedeelde antitankkanonnen, de gemotoriseerde zware mor
tieren en de gemotoriseerde reg. fuseliercompagnie.
De indeeling van de antitankkanonnen echter vormt geen ver
sterking van de normale gevechtskracht, aanvalskracht en het ver
dedigend vermogen van het bataljon, daarbij uitgaande van het
standpunt, dat voor het bataljon de actie van vijandelijke vecht-
wagens niet normaal te achten is, d.w.z. dat het bataljon in vele
gevallen zal moeten vechten zonder dat sprake is van een ingrijpen
van vijandelijke vechtwagens.
Vermits de indeeling van antitankkanonnen echter ook door
ons noodzakelijk wordt geacht, stond den S., gezien zijn uitgangs
punt geen personeelsvermeerdering geen andere weg open
dan opheffing van de 4e compagnie.
En aangezien Wij uit tactische overwegingen de opheffing van
de 4e compagnie, in het algemeen de vermindering van de man
kracht van het Veldleger, funest achten, voelden wij ons verplicht
op de gevolgen van het uitgangspunt het volle licht te doen
schijnen.
De indeeling van de gemotoriseerde zware mortieren en van de
gemotoriseerde compagnie infanterie was voor ons geen reden het
resultaat gunstiger te beschouwen.
Wat de gemotoriseerde compagnie infanterie betreft, deze maakt
meer den indruk uit het overschot van personeel ontstaan te zijn
(na de opheffing van de 4e cien.) dan uit tactische noodzaak. De
door den S. genoemde motiveering voor de motoriseering van die
compagnie met het oog op beheer en aanvulling in oorlogstijd
kan ons weinig overtuigen, vermits talrijke organisaties in oorlogs
tijd met hippomobiele en automobiele onderdeelen zijn uitgerust.
Tactisch achten wij voor die compagnie motoriseering geen enkel
voordeel te bieden incidenteele motoriseering van een compagnie
of een bataljon op last van den det.cdt. of div.cdt. kan uiteraard
in bepaalde tactische omstandigheden geboden zijn.
Ook het bezwaar tegen de gemotoriseerde zware mortieren
is o.i. door den S. niet ontzenuwd.
De organisatie van het regiment infanterie is nu eenmaal
en ten rechte berekend op de mogelijkheid de verharde
wegen te kunnen verlaten, in ons wegenarme land eerste ver-
eischte voor een tactisch mobiele oorlogvoering.
De gemotoriseerde zware mortieren loopen dus groote kans het
regiment niet te kunnen volgen.
Doch ook overigens kan ons de indeeling van zware mortieren
slechts matig bekoren, zoolang wij in de divisie nog over zoo weinig
artillerie beschikken.
Dat hierbij voorrang wordt verleend aan de artillerie behoeft
geen verbazing te wekken, vermits de organieke indeeling'
981