Hoewel het eerstgenoemde gebied een uitgestrektheid heeft ter
grootte van Frankrijk, is het niettemin slechts bewoond door
circa 30.000 zielen. Het vlakke, grootendeels onbewoonde, land is
bedekt met bosschen, cactussen, moerassen en zandvlaktende
rimboe is vaak zoo dicht, dat het zicht niet meer dan 20 m
bedraagt, en dat de eenheden zich al kappende een weg daar
door banen moeten. Het oerwoud vertoont geenerlei gelijkenis
met onze tropische oerwouden met hoog geboomte en aaneen
gesloten bladerdakhet zijn meest struiken en boomen van een
soort ijzerhout en het bosch is zeer doornig en moeilijk door-
schrijdbaar. De waterloopen en moerassen drogen na den regentijd
meestal uit, zoodat de watervoorziening in dit terrein een van de
grootste problemen is, en bijgevolg gevechten om het bezit van
waterbronnen niet zeldzaam waren. Dit geldt natuurlijk het tro
pische, droge jaargetijde. In den kouden regentijd (Dec.-April)
valt er echter te overvloedig water, waardoor het terrein veelal
onbegaanbaar wordt, zoodat tijdens dezen tijd de operatiën prac-
tisch gestaakt moesten worden.
Voor den Boliviaanschen soldaat, grootgebracht in het hoogland
(gemiddeld 3 a 4000 m) beteekende het verblijf in het uitgesproken
laagland van den Chaco, veelal aangeduid met den weisprekenden
naam „de groene hel", een zeer grooten overgang, die de gevechts
vaardigheid van den troep ernstig benadeelde.
Voor de Paraguaysche soldaten echter was het laagland nor
maal deze kwamen, uit dit oogpunt bezien, pas in het nadeel
tegenover de Bolivianen, toen laatstgenoemden op hun oostelijke
bergketens waren teruggetrokken.
Het behoeft geen nader betoog, dat in dit terrein de verbin
dingen met het achterland van meer dan normale beteekenis
waren.
Wegen waren evenwel zeldzaam, zij waren bovendien smal, slecht,
en weinig geschikt voor autovervoer. In den regentijd vertoonden
zij het ons welbekende beeld van modder met diepe wagensporen,
waardoor ze bijna onbruikbaar werden in den drogen tijd werden
ze door het autovervoer tot pulver vermalen. Vóór de openlegging
van het Chacogebied als gevolg van den oorlog was een door
trekken daarvan, zelfs voor kleine reisgezelschappen, hoogst
bezwaarlijkde weg van Bolivia naar Paraguay voerde dan ook
vóór den oorlog niet door den Gran Chaco, doch via Buenos-Airos.
Voor zoover dit mogelijk was, werd voor den aan- en afvoer
gebruik gemaakt van de waterwegen, niettegenstaande de Rio
Pilcomayo bijv. langs den vleugel van het gevechtsveld liep.
Overigens waren voor Bolivia de verhoudingen buitengewoon
ongunstig. De afstand van de hoofdstad La Paz via het hoofd-
993