te bezetten, te aanvaarden. Maar ook hier was het Frankrijks politiek egoïsme dat de zaken deed mislukken.1) Was de landing bij Alexandrette in 1915 uitgevoerd, dan zouden de Arabieren onverwijld in opstand zijn gekomen tegen de Turken. Nu ried Faisoel, des Sjarif's jongste zoon, die in Damascus was, zijn vader geduld te oefenen. In Juli 1915 scheen het met Townshend's opmarsch naar Bagdad vlot te gaan, terwijl ook de druk op Turkije bij Gallipoli nog hoopvol scheen. Sjarif Hoesein toonde zich nu soepeler en vroeg of Engeland de onafhankelijkheid van alle Arabische Landen wilde erkennen, van den Taurus tot aan de Indische Oceaan (met uitsluiting van het district Aden), als belooning voor een opstand der Arabieren tegen Turkije. Thans antwoordde Engeland in vaag ontwijkende termen en achtte de vaststelling van grenzen voorbarig. Maar toen in October 1915 de Gallipoli-operatie steeds minder gunstig verliep, deed Kitchener den Sjarif mededeelen, ,,dat Groot-Brittannië zich plechtig verbond de onafhanke lijkheid der Arabieren te erkennen en te ondersteunen binnen „de door den Sjarif genoemde grenzen, behoudens enkele „uitzonderingen, met name de niet zuiver Arabische landen „langs de Syrische kust tot ten Westen van Damascus, en „met de beperkingen „1. dat de erkenning werd begrensd tot die gedeelten van „Arabië waar Engeland vrij kon handelen zonder Frank- „rijks belangen te schaden „2. dat de districten Basra en Bagdad in zekere mate aan „een Britsche controle onderworpen zouden blijven". Ook deze belofte aan Arabië heeft Engeland geschonden, niet alleen door toe te staan, dat in 1919 Faisoel door generaal Gouraud uit zijn hoofdstad Damascus werd verdreven, maar b.v. ook door Transjordanië de facto nog te laten besturen door den resident thans mr. Coxen zijn staf, terwijl de Emir niets te zeggen heeft; enz. enz. 954 b Voor wie belang stelt in Frankrijks vermeende rechten en rechts gronden op het 'bezit van Syrië kunnen wij de lezing aanbevelen van een artikel van Général Weygand in de „Revue des Deux Mondes" van 1 April 1937, getiteld „La France en Méditerrannée Oriëntale". De Fransche memorie is lang en grijpt steeds terug naar de Fransche activiteit tijdens de Kruistochten, waaraan zij dan hun eigendomsrechten meenen te kunnen ontleenen. Maar toch schiet die memorie iets te kort. En dit bracht Faisoel bij de Versaillles-onderhandelingen in 1919 tot de volgende fameuze woorden, gericht tot den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken Pichon „Vergeef mij, Mijnheer Pichon, maar wie van ons heeft eigenlijk de Kruis tochten gewonnen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 4