1038
II. De inzending van mj. S. Veldmeyer.
Mj. V. somt de verschillende taken op, waarvoor de kleinste inf. eenheden
zich kunnen zien gesteld. Hoofdtaak is, dat de sie. moet kunnen vechten
verdedigen en aanvallen in de hws. De vervulling van de opdrachten,
die liggen op het gebied van den velddienst, stelt echter aan de sterkte van
de groep en de sectie bepaalde eischen. Inzender eischt een sterkte van 12
man, 1 korporaal en 1 sergeant de sie. moet bevatten 3 zulke groepen en
een co.groep van 3 man. S. zou in de sie. over geweergranaten willen
beschikken, welke verschoten kunnen worden met het geweer (karabijn)
zonder dat de inrichting van dit wapen daarvoor als schietwapen wordt
uitgeschakeld. Ons is niet 'bekend dat de techniek aan dezen eisch kan
voldoen. Mj. V. verwerpt een uitbreiding van de bewapening van de
sie. met een kleinen mortier of granaatwerper en met een tankbuks, aange
zien dan de samenstelling van de sie. te ingewikkeld zou worden. Genoemde
wapenen vragen eerst belangstelling bij de organisatie van de compagnie.
Inzender acht het zeer gewenscht dat het geweer wordt vervangen door de
karabijn met lange bajonet, ten einde de vlotheid van de inf. te verhoogen.
Hij verwerpt de splitsing van de groep in een mitr.ploeg en een geweer-
ploeg, omdat alsdan een afzonderlijk optreden van de twee gedeelten van
een groep van huis uit zal plaats vinden, hoewel het doel, dat moet worden
bereikt, voor beide onderdeelen hetzelfde is en beide elementen gezamen
lijk moeten optreden om dat eene doel te kunnen bereiken.
Mj. V. komt tot de volgende organisatie
commandogroep 1 sie.cdt. en 3 man (waarvan 1 seiner)
drie groepen a. 1 gp.cdt., 1 opvolger gp.cdt., 1 schutter, 1 helper,
4 kar.granaatschutters en 6 kar.schutters.
Totaal 1 off., 3 sgtn., 3 korporaals, 39 man.
III. De inzending van den len luit. J. J. Wijnsouw.
Luit. W. vangt eveneens aan met een opsomming van de opdrachten waar
voor een sectie kan worden gesteld, om daarna na te gaan welke middelen
noodig zijn om die opdrachten te vervullen. Hij komt dan tot de conclusie,
dat de bewapening van de sectie zou moeten bestaan uit 3 lichte mitrailleurs,
2 lichte mortieren, 1 antitankgeweer en ongeveer 25 geweren.
Inzender wenscht deze krachten zoodanig te groepeeren dat het den
sectiecommandant mogelijk is een afzonderlijke stoot- en vuurkracht te
vormen. De sectie zou, behoudens een gemengde groep van 2 lichte mortie
ren en 1 anti-tankgeweer kunnen bestaan uit drie eenheidsgroepen. Elke
groep bevattende een sergeant-groepscdt., een mitrailleurploeg van 1 schut
ter, 1 helper en 3 munitiedragers en een geweerploeg van een korporaal
en 6 schutters. De gemengde groep dan nog te versterken met 3 ordonnansen.
Luit. W. komt dan in totaal voor de sie. op een sie.cdt., een opvolger
sie.cdt. (onderofficier), 3 sgtn., 3 kpln. en 33 man. In de invoering van den
pistoolmitrailleur ziet hij een mogelijkheid de eenheidsgroep te bewapenen
met 2 van deze wapenen om op deze wijze vuur- en stootkracht volkomen
ineen te kunnen doen vloeien. Inzender ziet o.i. hierbij echter over het
hoofd dat de schootsverheid van pistool-mitrailleurs een ernstig bezwaar
vormt om op deze wapenen voor den eigenlijken vuurstrijd te kunnen
rekenen.
Indien we een keuze zouden moeten doen uit de drie oplossingen, zouden
wij de samenstelling ontworpen door mj. Veldmeyer verkiezen.
Revue des troupes coloniales. Februari 1937.
„Emploi du mortier Brandt de 60 mm aux colonies".
Kap. J. Souchard bespreekt in dit artikel de verschillende vraagstukken
aan dit onderwerp verbonden. Gegevens van den 60 mm mortier gewicht