indirecte aanraking met de bevolking van het N. W. grensge
bied.
Wij zullen de verwikkelingen in het Afghaansche rijk niet
verder op den voet volgenvoor zoover zij niet zijn vermeld in
het voorgaande hoofdstuk van dit artikel mogen zij blijken uit
de bijlage III, waarin schematisch de grenswijzigingen zijn aange
geven, welke sedert 1719 in en nabij het N.W. grensgebied hebben
plaats gegrepen.
Met betrekking tot de onderwerpelijke studie merken wij nog
op, dat de rechtstreeksche aanraking met de grensstammen eerst
tot stand is gekomen, toen de roode vlek op de kaart, na de
verovering van Sind, de grenzen van Beloetsjistan bereikte, van
welk in feite onafhankelijk Khanaat de Emir zich niettemin als
soezerein beschouwde. De volgende stap, de inlijving van Kasjmir
zij het als vazalstaat bij het Britsche rijk, had geen directe
gevolgen, daar de Engelschen dat rijk aanvankelijk vrijwel niet,
althans niet tot nabij de N.W. grensstreeken, betraden. Het jaar
1849 daarentegen is een mijlpaal in de geschiedenis, daar de Britten
toen als veroveraars van de Pendsjaab over de geheele lengte van
het onrustigste deel van de grensstreken met de aldaar wonende
bevolking in aanraking kwamen. Deze bevolking had, ook onder
Mohammed Sjah, een g'roote zelfstandigheid genoten, was onder
Nadir Sjah geheel en onder Ahmed Khan betrekkelijk vrij ge
weest, terwijl zij zich behoudens tijdens de luttele jaren, gedu
rende welke zij met de bewoners van de omgeving van Pesjawar 2)
een overigens weinig samenhang bezittend staatje vormde
onder diens opvolgers geheel onafhankelijk beschouwde en den
Emir slechts erkende als geestelijk hoofd.
1075
0 Ter verduidelijking diene, dat ook het Mahrathenrijk reeds was
uiteengevallen in verschillende staten; reeds in. den oorlog van 17791781
had de Eng. O.I. Compagnie zich van een deel daarvan meester gemaakt,
terwijl zij in 1803 juist in een tweeden krijg met de succiestaten was gewik
keld. Een derde oorlog werd door de Compagnie gevoerd in 1817 en 1818
waarna het meerendeel der Mahrathenrijken aan de Britsche heerschappij
was onderworpen. Na bloedigen strijd verwierf Engeland later de nog
onafhankelijk gebleven staatjes.
2) Pesjawar, in vergelijking met de Afghaansche steden een rijke plaats
en bovendien met een veel gunstiger klimaat, was jarenlang de winter-
residentie van de Afghaansche vorsten. Ook Doot Mohammed beschouwde
Pesjawar nog als een eigenlijk hem toekomend bezit. De illusie, deze stad
weder bij zijn rijk te voegen was mede een der drijfveeren, welke leidden
tot den Tweeden Afghaanschen Oorlog zij ging tijdens dien krijg volkomen
in rook op