De gunstigste vertegenwoordigers van den stam der Afridis
treft men aan in het aan drie zijden door de administratieve grens
omsloten gebied tusschen Pesjawar en Kohataan genoemden,
ten tijde van de heerschappij der Sikhs op vrijwel gelijke wijze
bestaanden, toestand zal het wel niet vreemd zijn, dat de bewoners,
de Adam Khels en Djowakis, ietwat betere opvattingen ziin
toegedaan.
Minder strijdlustig dan de Afridis en van tijd tot tijd door
dezen overheerscht, zijn de Oraksais, die ongeveer 30.000 strijders
in het veld kunnen brengen en de Z. helft van Tairah bewonen.
Hoewel sommige schrijvers van oordeel zijn, dat er verwantschap
bestaat tusschen de Oraksais en Afridis, wordt dit door anderen
betwisteen deel van hen wijst er daarbij op, dat de Afridis
afstammen van de oorspronkelijke Indische bewoners, terwijl de
Oraksais van elders afkomstig zouden zijn.
De Koeramvallei bovenstrooms van Thai wordt bewoond dooi
de Toeris en Zaimoekhts, welke stammen onderscheidenlijk
7.000 en 4.000 strijdbare mannen tellen. Eerstgenoemde stam,
welke het I\deel van de vallei bewoont, is van Afghaanschen
oorsprong en veroverde zijn gebied nog slechts een honderdtal
jaren geleden tijdens den tweeden Afghaanschen oorlog verbrak
hij de banden met het moederland en stelde zich vrijwillig onder
de Engelsche macht.
De laatste stam van de tweede groep bestaat uit de Wazirs
hun gebied ligt tusschen Koeram- en Gomalrivier ten W. van de
administratieve grens. Evenals aan de Afridi's wordt aan hen een
Indische oorsprong toegeschreven, althans v.z.v. betreft de eigen
lijke Wazirs, de Darwesj Khels en Mahsoeds. Eerstgenoemden
wonen tusschen de Koeram- en Tochivalleien, in de omgeving
van Wana en in de Gomalvallei en zijn dus nogal verspreid hun
gevechtssterkte wordt geschat op een kleine 30.000 man, d.i.
ongeveer het dubbele van die der Mahsoeds, die in ruwe trekken
tusschen de Sjaktoe- en Sjahoervallei verblijven. Tot de onechte,
uit Afghanistan afkomstige, Wazirs behooren de Daurs, die de
Tochivallei bevolken, en de Bhittanis, de bewoners van het
heuvelterrein tusschen Tank en Bannoe beide „clans" tellen een
7.500 strijders. Wat hun eigenschappen betreft, kunnen de Bhit-
tannis zelfs als vredelievend worden beschouwd. De Daurs zijn
landbouwers, die echter eerst na hun vrijwillige onderwerping
door de Engelschen daartoe gedwongen, het nomadenleven hebben
vaarwel gezegd. Daarvoor kenmerkten zij zich door eindelooze
onderlinge twisten over de verdeeling der terreinen, welke twis
ten ook nu nog voortduren en waartoe thans te meer gelegenheid
en tijd bestaat, daar de Engelschen de beveiliging van hun gebied
hebben overgenomen, zij het dan ook dat deze beveiliging grooten-
deels geschiedt door uit hun midden gerecruteerde scouts. Hun
1083