houding van de naburen van de bij de tuchtiging betrokkenen.
Slechts openlijk, want er is geen strijd gevoerd in het grensgebied,
of leden van omwonende stammen hebben daaraan in grooter of
kleiner getale deelgenomen de rijksgrens vormde in dit opzicht
voor de vechtlustige Pathans voor wie „it is impossible to see a
fight and not join in", geen beletsel. Op zijn minst konden vluch
telingen rekenen op gastvrijheid van hun naburen, hetgeen hen in
de gevallen, waarin die naburen, zoowel op Britsch als Afghaansch
grondgebied wonende clan- of stamgenooten waren, veelal ongrijp
baar maakte.
De hiervoor gegeven sterkten van de aantallen strijdbare
mannen loopen bij de verschillende schrijvers weinig uiteen
mede zijn zij het er over eens, dat in het gebied tuschen de admi
nistratieve- en de rijksgrens ongeveer 500.000 strijders wonen.
Hoewel gnl. mj. Muspratt in 1932 in de J.U.S.I.I. opmerkte, dat
hiervan slechts een 150.000 200.000 man als goedgewapend zijn
te beschouwen en zij nimmer gelijktijdig optraden1), is dit een
macht, waarmede terdege rekening moet worden gehouden.
Ten slotte nog een enkel woord over de bevolking tusschen
den Indus en de administratieve grens. Deze is zeer gemengd
de oorspronkelijke Pathans, meest landbouwers, wonen er naast
lieden, afkomstig van de overzijde van de g'roote rivier doch
van vermenging kan niet worden gesproken het verschil in
godsdienst vormt hiertoe een beletsel en tevens reden voor een
voortdurende waakzaamheid van de zijde der Engelschen, een
waakzaamheid, welke er in de andere provinciën van het Britsch-
Indische Keizerrijk niet minder op is. Intusschen zijn de oorspron
kelijke bewoners in den loop der jaren onder het rechtstreeksche
bestuur van de Sikhs en de Engelschen aan normaler toestanden
gewend en hebben zij de in onze oogen onaangename eigenschap
pen, zij het tegen wil en dank, grootendeels afgelegd; ook hebben
zij niet minder dan de Sikhs te lijden gehad van de invallen van
hun in de heuvels wonende rasg'enooten.
3. De invloed van den godsdienst.
Laat men de enkele Hindoe's buiten beschouwing, die het gebied
over de administratieve grens ondanks alle voor hen daaraan
1085
De aandachtige lezer zal hebben ontwaard, dat zelfs in 1897, dat toch
niet ten onrechte als een crisisjaar mag worden aangeduid, de stammen niet
gelijktijdig optraden. Na afloop is duidelijk gebleken, dat er tusschen de
opstanden van de Badjaurs en Baizais, de Mohmands, de Massoezais, de
Afridis en Oraksais alsmede de Boenerwals slechts een zeer los verband
bestond, terwijl de bewegingen onafhankelijk van elkaar en met een tijds
verschil van enkele maanden uitbraken, een voor de Engelschen ongetwijfeld
gelukkige omstandigheid (zie de noten 18, 19 en 20 in bijlage I op blz. 688
t/m 690).