verbonden kwade kansen van oudsher als handelaar tot in alle uithoeken zijn binnengedrongen, dan belijdt de geheele bevolking den Mohammedaanschen godsdienst en wel grootendeels de Sunnitische leer. Een uitzondering hierop vormen de Toeris en enkele minder belangrijke groepen, welke de Sjiitische richting zijn toegedaan, hetgeen in niet geringe mate heeft bijgedragen tot de onderlinge twisten. Overigens zijn de Pathans, m.u.v. de Beloetsji's en tot op zekere hoogte de bewoners van Waziristan en de Swatis, hoewel zij zich tegenover andersdenkenden zeer voorstaan op de zuiverheid van hun geloof, vrij slechte Moham medanen. De invloed van de godsdienst is dan ook minder dan men wel eens geneigd is op het eerste gezicht aan te nemen. Wel mag men aan het godsdienstig drijven van priesters zooals de Hadda Mullah in het gebied der Swatis, Mohmands en Afridis in 1897 niet allen invloed ontzeggen, doch vast staat, dat zij eerder een instrument waren in de handen der politieke agitatoren dan omgekeerd merkwaardig is in dit verband nog, dat de Hadda Mullah door de Swatis in hun gebied niet werd geduld. Grooter is de invloed in Waziristan geweest van de Mullah Powindah 2) en diens opvolgers, Mullah Abdoel Hakim en den Fakir van Ipi echter ook hun drijfveeren waren nimmer van zuiver godsdiensti- gen aard. Een gevolg van de lauwe godsdienstige opvattingen is, dat de Engelschen in het grensgebied nimmer zulke fanatieke benden tegenover zich hebben gehad als zij in Egypte, de Franschen in Marokko en wij in Atjeh ontmoettende ongewapende massa aanvallen op den Malakandpas en Tsjakdara in 1897 (in hoofd zaak uitgevoerd door Swatis waren daarvan slechts flauwe afspiegelingen. Een ander gevolg van die lauwe opvattingen is, dat, hoewel de Pathan er van overtuigd is, dat hem evenals eiken trouwen volgeling van den Profeet een plaats in het paradijs beschoren is, indien hij valt in den strijd tegen een ongeloovige, de ons zoo bekende kafir-moorden tot de uitzonderingen behooren. 1086 Een. typeerend. verschijnsel is bijv., dat de priesters er nimmer in zijn geslaagd, de bevolking voor of tijdens den oogsttijd tot ongeregeldheden te verleiden. Was eenmaal de oogst binnen, dan vonden zij als regel een willig oor, hetgeen er wel op wijst, dat voor den grensbewoner het eigen belang zwaarder weegt dan de godsdienst. Neemt men daarbij in aanmer king, dat zuiver politieke agitatie er meermalen toe heeft geleid, dat de te velde staande oogst als gevolg van het doen uitbreken van den opstand werd prijs gegeven, dan bewijst zulks wel, dat de invloed van den gods dienst verre ten achter staat bij dien van andere factoren. Van Mullah Powindah kan worden gezegd, dat hij zich met behulp van zijn priesterschap een invloed verschafte, welke tenslotte in politiek opzicht grooter was dan uit godsdienstig oogpunt ook hier dus de gods dienst geen doel doch middel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 32