De verhouding tot het godsdienstige hoofd van alle Mohamme danen is mede een zeer eigenaardige. Hoewel dit tot in 1922 de Sultan van Turkije was, hebben zij zich aan dezen immer weinig laten gelegen liggen de van tijd tot tijd opflikkerende belangstelling voor diens wel en wee als wereldlijk heerscher dient niet zoozeer aan werkelijk godsdienstige gevoelens te worden toegeschreven, dan wel aan het op handige wijze slaan van poli tieke munt uit de situaties, ontstaan door de voortdurende afbrokkeling van het Turksche rijk tengevolge van westersche invloeden. Grooter was steeds de invloed, welke uitging van den emir van Afghanistan. Echter ook hierin staan de godsdienstige motieven op het tweede plan daar de emirs niet behoorden tot den in de oogen der Pathans tot opvolging van de eerste kaliefen gerechtigden stam der Khoreisj, konden zij deze vorsten in theorie niet als hun godsdienstig leider beschouwen. Dat zij dit toch deden dient te worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat de emirs de heerschers waren over een aangrenzend, onafhankelijk Mohammedaansch rijk, van welke practische erkenning deze vorsten, zooals wij reeds zagen, meermalen gebruik hebben gemaakt, echter nimmer in die mate, dat zij het aandurfden, openlijk den heiligen oorlog te verklaren. Anderszij ds hebben de gebeurtenissen van de laatste jaren om den Afghaanschen troon een sterken weerslag gehad op de stemming in het grensgebied. Intusschen is van de wording van het rijk van Ibn Saoed en van het ontstaan van het Turksch-Saoedisch-Iraksch-Iransch- 1087 x) In 1922 werd het Turksche rijk een republiek waardoor aan de kaliefen dynastie van Osman een einde kwam. Tot 1924 behield de Turksche Natio nale Vergadering het Kalifaat, hetwelk tot April 1924 werd bekleed door Abd-oel Medjid toen werd de waardigheid geheel afgeschaft. In hetzelfde jaar liet koning Hoesein van den Hidjaz zich tot kalief uitroepen, waarvan hij weinig genoegen heeft beleefd door zijn nederlaag dn 1925 tegen Ibn Saoed. Sedert houdt de kalifaatskwestie de gemoederen in de Mohamme- daansche wereld bezig in 1935 is ter gelegenheid van de Hadj te Mekka nog een kalifaatsconferentie gehouden. Tot een oplossing is het nog niet gekomen, want wel zou koning Ibn Saoed ongetwijfeld de meeste kansen hebben, zich door een deel der Mohammedanen als kalief te doen erkennen, doch politieke en andere overwegingen houden hem en anderen er voorals nog van terug, terzake een beslissing te nemen. Reeds werd beweerd, dat zulks verband houdt met de Palestijnsche kwestie, welke den kalief Ibn Saoed zou dwingen, voor de Arabieren in de bres te springen, hetgeen zijn verhouding tot Engeland zou vertroebelen indien deze bewering juist is, verklaart zij, waarom Irak de gelegenheid heeft gekregen, zich in die kwestie in zoo groote mate op den voorgrond te plaatsen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 33