Nr. 17264 aan om de balè langs den trap binnen te dringen en te
doorzoeken.
Genoemd korporaal stormde met zeer veel élan de trap op,
op den voet gevolgd door de twee andere aangewezen militairen.1)
Nauwelijks de balè binnen gekomen, werd de korporaal door
den Atjeher Amat Beuroea' aangevallen, welke laatste een houw
met een peudeuëng (eenigszins gebogen Turksch zwaard) naar
het hoofd van den korporaal deed.
Ook deze bewaarde zijn kalmte in het licht van zijn flashlight
zag hij genoemde houw aankomen en weerde deze voorschrift
matig met de klewang af. Vervolgens bracht hij den kwaadwillige
twee houwen toe en stelde hem ten slotte door een schot buiten
gevecht.
De waarschijnlijk te veel afgeslepen peudeuëng van Amat
Beuroea brak bij den houw in tweeën, waardoor korporaal
MOEST AD JAM nog door het stompje wapen onbeduidend aan
het linkerbovenbeen werd gewond.
Het gevecht met Amat Beuroea' had links van de deur plaats.
De Jav. Inf. Ie kl. NGADIRAN, die vlak achter den korporaal
de trap was opgerend, zag in de balè gekomen, in het licht van
zijn flashlight den vierden kwaadwillige, rechts van de deur en
meer naar binnen zittentoen deze Atjeher, Brahim Tjalo', tevens
bendeleider, die gewapend was, een poging deed om aan te vallen,
werd hij door N. met een schot buiten gevecht gesteld later bleek
dat de bendeleider bij de door de balè gejaagde salvo's, reeds aan
het rechteronderbeen was getroffen.
De Jav.fuselier PAIDJO was onmiddellijk achter N. de balè
binnengerend en stond gereed om zijn makers te helpen echter
was dit niet meer noodig.
Vervolgens werd de balè door de 3 genoemde militairen elkaar
met den rug dekkende, geheel doorzocht, doch geen enkele
Atjeher werd aangetroffen, waarop MOESTADJAM met de twee
andere soldaten de balè verlieten en zich bij den patrouillecom
mandant terug meldden.
De reeds dood gewaande Doellah Beuradeuën viel hierna
wederom de in zijn buurt staande militairen aan, doch werd thans
door hen voor goed buiten gevecht gesteld.
Nu werd gezocht naar den ontsnapten Reuleuëng Si, die, zooals
boven reeds gezegd, vermoedelijk gewond in de richting van de
rivier was geloopeneen flink bloedspoor werd gevonden, dat in
1097
1) Het ware van den korporaal verstandiger geweest zijn indien hij, vóór
het oprennen van den trap, nog eenige schoten in de omgeving van de deur
had gegeven en daarna met de bamboehoed op den karabijnloop had verkend
of zich nabij de deur niemand had opgesteld.