en daarnaar de waarde van overeenkomsten en verdragen te beoordeelen. De pogingen, welke binnen en buiten den Volkenbond zijn aangewend om door algemeene overeenkomsten den oorlog in zijn totalitair karakter te beperken, zijn van tweeërlei aard. Eenerzijds heeft men getracht een quantitatieve en qualitatieve beperking van bewapening door te voeren, daarnaast werd gestreefd naar de totstandkoming van beperkende bepalingen met betrekking tot het gebruik, dat van de strijdmiddelen zou mogen worden gemaakt. De totstandkoming van het Kelloggpact in 1928, waarbij door de onderteekenaars werd afgezien van den oorlog als middel tot oplossing van conflicten en van het „Protocol van Genève (1924)", volgens welke acte de aanvalsoorlog als een internationale misdaad zou worden beschouwd, dienen in dit verband volledigheidshalve te worden vermeld, doch het doel, dat daarmede werd beoogd lag verder dan het bereiken van een beperking van den huidigen totalen oorlogsvorm. Men meende op die wijze den oorlog geheel te kunnen uitbannen. Het doet eenigszins vreemd aan, dat een overeenkomst met zulk een ver strekkende doelstelling wel tot stand kon komen, terwijl de pogingen om te geraken tot een beperking van bewapening niet tot positief of blijvend resultaat konden leiden. Toch is deze tegenstelling slechts schijnbaar, omdat aan overeenkomsten van de soort als het Kellogg-pact, evenals aan bereidverklaringen om het gebruik van de wapenen aan bepaalde grenzen te binden of daarvan af te zien geen practische waarde kan worden toegekend. Er is om het Kellogg-pact geen schip, vliegtuig of tank minder gebouwd. Daarentegen heeft elke qualitatieve en quantitatieve bewapeningsbeperking reëele waarde, omdat zij voor tijden van vrede gelden en de nakoming van zoodanige overeenkomsten in voldoende mate kan worden gecontroleerd. Zulke overeenkomsten komen daarom ook veel moeilijker tot stand, terwijl zij als gevolg van het dynamische karakter van de staten slechts van tijdelijken aard kunnen zijn. Er is geen gelijkmatige en evenredige ontwik keling van de staten, indien men deze onderling vergelijkt, zoodat met de daardoor te constateeren voortdurende wijziging van de krachtsverhoudingen welke geenszins uitsluitend worden bepaald door de grootte van de bewapening - ook de basis, waarop een overeenkomst van vorenbedoelde aard rust, aan verande ring onderhevig is. Het belang van een partij kan daarom eischen, dat aan de overeenkomst een einde wordt gemaakt, dan wel dat deze aan de veranderde verhoudingen wordt aangepast. Het behoud van overeenstemming ten aanzien van de bepaling van den grondslag, waarop de overeenkomst dient te rusten, is boven dien moeilijk te bereiken, omdat een objectieve beoordeeling van de verhoudingen niet wel mogelijk is. De geschiedenis o.m. van 1105

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 51