1140 zware veldhouwitsers)volgens Gril. Boichut (R.M.G. Aug., Artillerie de cam pagne allemande) bestaat de D.div.art. thans uit 1 It. reg. van 3 afdn.hwn. van 10,5 cm en 1 zw. reg. van 2 afdn., bewapend met kanonnen van 10 en 15 cm en hwn. van 15 cm. Vorengenoemd artikel in de M.S. weerlegt den in het Ned. W-J. op blz. 77 o.m. omtrnt den 15 cm hw. geuiten twijfel, dat dit een moderne constructie zou zijn met groote vuursnelheid. Vermeld zij, dat het gew. in stelling (zonder schilden) 5300 kg bedraagt de dracht is 15 km, de vuursnelheid bedraagt max. 5 sch./mt. en 100 a sch./u. In F.M. van 28 Sept. behandelt gril. Cxdmann eveneens de Remplacement du canon par l'obusier léger dans la division allemande. S. geeft daarin onder bronaanduiding een overzicht van de door de gnln. Herr, Challéat en Buchalet sedert 1923 ontwikkelde ideeën inzake de bewapening van de div.art. Blijkens zijn beschouwingen is gnl. Culmann eveneens een overtuigd voorstander van een It.hw.; oorlogservaringen toonden echter aan, dat het proj.gew. niet boven 15 kg dient te komen, hetgeen S. aanleiding geeft, een kal. van 9,5 cm (proj.gew. 13 kg dracht 12 km) te verkiezen boven dat van 10,5 cm met een proj.gw. van 16 a 17 kg. Men vergelijke deze gegevens met die van onzen hw. en die, vermeld in A.R. Sept., 10,5 cm Geschütze von Bojors. Beschreven worden het kanon (type L/42 en L/46) en de hw. (type L/18, 21, 22 of 27) van 10,5 cm, alle met spreidaffuit (L/42, resp. L/22 zijn de normale uitvoeringen). De schrijver Ms. (Mouths?) is vol lof over de 10,5 L/22, welke veel overeen komst vertoont met onzen hw., en doet denken aan het streven naar eenheids- geschut, dat de eigenschappen van vd. en hw. in zich vereenigt. Het eenige bezwaar acht S. de groote min. dracht van 3500 m doch ook dit is vervallen daar de afstand van 2000 3500 m thans wordt overbrugd door den inf.mrt. In R.d'Art. Aug. geeft gril. Buchalet zijn inzichten over Une organisation nouvelle des unites de l'artïllerie, waaraan twee wenschen ten grondslag liggen a. in de div.art. t.b.v. den rechtstreeksehen steun te kunnen beschikken over organieke groepscommando's b. de vuurkracht van de div.art. zoodanig op te voeren, dat de div. zelf standig het gevecht kan voeren. Daar S. in zijn beschouwingen uiteraard de Fr. org. en wijze van optreden van de div.art. tot uitgangspunt neemt, zij er aan herinnerd, dat deze bestaat uit 1. den D.A.C. met staf 2. het reg. It. art. van 3 afdn. van 3 bijn. a 4 stun, van 7,5 cm voor appui direct (rechtstreeksehen steun) 3. het reg.zw.art. van 2 afdn. van 3 bijn. a 4 stun, van 15,5 cm voor action d'ensemble (algemeene opdrachten). Gnl. B. gaat bij de uitwerking van zijn eersten wensch uit van de o.i. juiste en ook in D. gehuldigde opvatting (zie I.M.T. blz. 828), dat een groep nimmer moet worden gecommandeerd door een afd.cdt. Nu heeft men volgens S. in vrijwel elke gevechtsphase hij behandelt achtereenvolgens den naderingsmarsch en den overgaing tot het gevecht behoefte aan twee groepscon. voor rechtstreeksehen steun, zelfs bij de huidige organisatie, waarbij de eene groep uit hoogstens twee en de andere uit slechts één afd. vd.art. zal kunnen bestaan. Luxueus acht S. dit geenszins want dat tweede groepsco. is er reeds, nml. in den vorm van het co. over het zw. reg., dat in het begin van den strijd als regel werkeloos blijft. Wij zullen thans voorloopig afstappen van de kwestie van de groepscon. en eerst de uitwerking van den tweeden wensch nader bezien. Gnl. B. acht de huidige verhouding tusschen de aantallen vuurmonden van 7,5 en 15,5 cm niet juist laatstgenoemde vuurmond is ongeschikt voor een snel opgezetten aanval en onmachtig tegen zware, b.v. betondekkingen het aantal stukken zou zonder bezwaar kunnnen worden gehalveerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 86