1146 dat S. o.i. uitgaat van minder juiste grondstellingen. In de eerste plaats toch acht S. tijdens een Pacific-conflict een langdurig optreden van slag schepen (z.g. „capital-ships") in onzen Archipel zeer onwaarschijnlijk, omdat een tegenstander met zijn hoofd-zeestrijdkrachten elders gebonden zal zijn, zoodat hij voor den strijd in onzen Archipel slechts nevenstrijdkrachten beschik baar zal kunnen stellen. Deze krachten, weliswaar nog een overmacht vor mende, zullen bovendien aan verschillende bijkomstige taken (o.a. bescher ming zeevbn.) gebonden zijn. Deze veronderstelling nu is nog gebaseerd op het beginsel, dat wij onze neutraliteit zullen moeten handhaven in een strijd tusschen derden. De ontwikkeling van den internationalen toestand toont echter steeds duidelijker, dat wij, behoudens het zoo juist genoemde, eveneens rekening zullen moeten houden met een rechtstreeksclie aantasting van ons territoir, waarbij de veronderstelling is gerechtvaardigd, dat de overige machtige oeverstaten van den Grooten Oceaan voorshands een passieve, afwachtende, houding zullen aannemen. Hiermede vervalt dus het door S. gestelde beginsel, dat een agressor voor een strijd tegen ons slechts neven- zeestrijdkrachten zal kunnen afzonderen het optreden van „capital-ships" in onze wateren wordt hierdoor minder onwaarschijnlijk. Voorts achten wij het aan twijfel onderhevig, of de door S. gedachte „kruisergroepen" wel in staat kunnen worden geacht, op doeltreffende wijze een op maritiem gebied overmachtigen tegenstander cp diens zeeverbindingen ernstige afbreuk te doen, daar evenbedoelde kruisergroepen bestaan uit slechts één lichte kruiser als krachtskern zeetransporten toch zullen door den tegenstander ongetwijfeld deugdelijk worden geconvoyeerd. Vice Adm. Jager stelde e.e.a. reeds in het hiervoren besproken artikel van zijn hand, op den voorgrond. Tenslotte gaat het en dit ziet S. over het hoofd om de uiterst belang rijke vraag (welke juist door de twee eerstvermelde deskundigen nml. gnl. Berenschot en vice adm. b.d. Jager o.i. zoo terecht als grondslag werd aangenomen) op welke wijze een doeltreffende verdediging van Ned.- Indië, zoowel uit financieel als uit organisatorisch oogpunt (dit laatste vooral m.b.t. de personeelsvoorziening) op de snelste en meest doeltreffende wijze gerealiseerd zou kunnen worden. Beide deskundigen zijn het er over eens, dat dit slechts mogelijk zal zijn door de vorming van een sterke slaglucht macht van moderne landbommenwerpers, in staat om, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (landingsterreinen), in onzen geheelen Archipel snel en krachtig tegen schending van ons territoir op te treden bovendien bezit een dergelijke slagluchtmacht een groote preventieve waarde. De betogen van evenbedoelde deskundigen toerusten, naar ons oordeel, op een reëele basis, met op korten termijn te verwezenlijken en financieel binnen ons bereik liggende uitvoeringsmaatregelen. De derde deskundige, lt. t/z. de Ronde, stelt zich o.i. daarentegen te veel op een academisch standpunt, terwijl voorts de grondslagen, waarop hij zijn betoog opbouwt, naar onze meening, niet in voldoende mate rekening houden met de huidige machtsverhoudingen en politieke ambities in den Pacific. v. G. Luchtvaart. In Les Ailes van 16 September 1937 geeft J. K. Aircraft onder den titel La bataille vour Londres een beschouwing over de in Augustus gehouden luchtmanoeuvres in Engeland boven het gebied, dat aan de landzijde wordt begrensd door de lijn Boston-Worcester-Gosport ('bij Portsmouth) en aan de zeezijde door het kanaal en de Noordzee. Dit gebied met een oppervlakte van 150 X 150 km2 stelde een eiland voor, dat door den vijand uit de lucht moest worden aangevallen. In vorige jaren bepaalde men zich in Engeland hoofdzakelijk tot de lucht verdediging van Londen met onmiddellijke omgeving. In verband hiermede

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 92