1147
waren twee luchtvaartcommando's gevormd waarvan het eene de jacht- en
het andere de bombardementsafdeelingen omvatte1). Thans is de luchtver
dediging uitgebreid tot een groot gedeelte van O. en Z. Engeland waar
verschillende luchtverdedigingskringen zijn ingesteld waarvan de comman
danten zoowel jagers als bommenwerpers ter beschikking hebben"). Het
was nu in het bijzonder om deze organisatie te beproeven en de leden van
het observerkorps. dat uitsluitend uit burgers is samengesteld, te oefenen,
dat deze manoeuvres werden gehouden. De aanvaller beschikte over 176
toestellen, de verdediger over 222. Den eersten dag duurden de oefeningen
van 18.00—22.00 uur. In die vier uur werden door den aanvaller 49 raids
uitgevoerd waarbij verschillende aanvalswijzen werden toegepast. Er werden
zoowel bomaanvallen van hoogten beven de 3000 m als van middelbaie
hoogte (1500 m) en geringe hoogte (100 a 300 m) uitgevoerd terwijl cok bom
aanvallen in duikvlucht werden toegepast. Daar het dien dag mooi weel
was kon de aanvaller echter bij de nadering geen gebruik maken van wolken
e.d. Op belangrijke dln. werd als regel uit verschillende richtingen gelijktijdig
of kort na elkaar aangevallen.
Tijdens het tweede gedeelte van de manoeuvres was het weer slechtei
en hing de bewolking zeer laag.
Volgens S. hebben de oefeningen aangetoond, dat de jagers machteloos
zijn tegen de moderne snelle bommenwerpers met een snelheid van 400 km/u.
Het kwam meermalen voor, dat de gealarmeerde jagers tot op 3000 m waren
geklommen terwijl de vij. bommenwerpers op 1500 m hoogte tusschen de
wolken door passeerden. 50% der raids werd uitgevoerd zonder dat jager-
aanvallen moesten worden afgeslagen hoewel 80% der toestellen in den
eersten nacht werden gemeld.
Z(egers) wijst in LiuIUvcm 1937 Nr. 3 in De Britsche luchtmacht en het
luchtwapen aan boord van schepen op de eind Juli van dit jaar in Engeland
tot stand gekomen wijzigingen in de verhouding tusschen de Fleet Air Arm
en de R.A.F. Tot voor kort maakte de Fleet Air Arm, waartoe uitsluitend
die vlgn. behooren, welke aan boord van de schepen zijn ingedeeld, deel
uit van de R.A.F. Voor het operatief gebruik werden zij echter ter beschikking
gesteld van de vloot. Thans zijn deze vlgn. nu ook voor wat het beheer
betreft onder de Zeemacht gesteld. De voorstellen van de admiraliteit gingen
echter veel verder. Deze wilde nml. eveneens volledige zeggenschap hebben
over alle vliegtuigverbanden, welke in hoofdzaak voor operatiën boven zee,
inzonderheid boven zeestraten bestemd waren.
De Regeering besliste echter, dat de „Shore based aircraft" vliegbooten
inbegrepen zoowel voor wat het operatief gebruik als het beheer betreft
onder het ministerie van luchtvaart zouden blijven staan.
Z. wijst er naar aanleiding hiervan op, dat in Engeland de grens voor de
indeeling van de vlgn. bij lucht- of zeemacht niet getrokken wordt afhan
kelijk van het feit of die vlgn. land (wiel) of zeevliegtuigen zijn doch dat
die grens wordt bepaald door het feit of zij al dan niet aan boord van schepen
worden meegevoerd in welk geval zij feitelijk kunnen worden beschouwd als
onderdeel van de bewapening van het schip3)Dit Engelsche standpunt
op Nederlandsch-Indië toegepast zouden dus volgens Z. alle vliegbooten en
groote drijvervliegtuigen alsmede de Glenn Martins van de Landmacht als
„Shore based aircraft" moeten worden beschouwd en dus bij de luchtmacht
■moeten worden ingedeeld.
3) Zie I.M.T. 1937 Nr. 11 blz. 1044 Schema I.
Zie I.M.T. 1937 Nr. 11 blz. 1044 Schema II.
3) Een overeenkomstig standpunt neemt men in Amerika in, waar de
ship-based vlgn. tot de Marine behooren en alle laucl-based vlgn. tot het
Leger, zie Coast Art. Journal 1935 Juli/Aug. (Wetenschappelijk Jaarbericht
der I.K.V. 1935 blz. 168 e.v.)