op succes den strijd opnemen en volhouden, deugdelijk modern
uitgerust dient te zijn. Het inzetten van menschen-massa's is op
zich zelf niet voldoende, ook niet al strijden zij met leeuwenmoed.
Zij moeten over de noodige strijd middelen beschikken, wil het
verantwoord zijn, hen den vijand tegemoet te zenden. En zoo is
het dan ook vóór alles noodig, ons bescheiden leger materieel
krachtig te versterken en daarbij zoo te organiseeren, dat de
strijdmiddelen, onder beproefde bevelvoering, het best tot hun
recht komen. Versterking der luchtstrijdkrachten en vermeerde
ring der luchtafweermiddelen vallen wel in de eerste plaats te
noemen. Doch infanteriemitrailleurs in grooten getale, pantser-
afweergeschut, infanterie-mortieren, vechtwagens, pantserauto's,
mogen niet ontbreken. Uiteraard gaat dit niet zonder een vrij
belangrijke uitzetting der personeelsterkte. Doch vergrooting van
de numerieke sterkte staat niet voorop.
Het is in deze richting, dat wordt gearbeid, en met alle macht.
Een ieder, die zin heeft voor realiteit, en eenig begrip van wat
de uitrusting en ook overigens de organisatie van een leger, als
boven geschetst, kost, zal inzien, dat opvoering van de legersterkte
tot een veelvoud van de tegenwoordige, op welken grondslag van
legervorming dan ook, voor ons uitgesloten is.
Het leek mij niet overbodig, dit hier nog eens uitdrukkelijk te
zeggen. Al is de bereidwilligheid om offers te brengen, thans
groot, onbeperkt is ons financieel kunnen niet. En het komt er
op aan, een maximum rendement voor de weerkracht te bereiken
met hetgeen ten slotte met den besten wil beschikbaar kan
worden gesteld. Dat is het, waarnaar het Leger thans met den
meesten ernst streeft en ook verder zal blijven streven.
Met de versterking van het Leger gaat het velen niet snel
genoeg. De omstandigheden maken een weinig ongeduld begrij
pelijk. Doch het mogelijke wordt gedaan. Alleen, men kan geen
ijzer met handen breken. De opleiding van personeel deugde
lijke opleiding wel te verstaan kost tijd zij eischt, dat men
beschikt over instructie-personeel, dat soms niet in voldoenden
getale (of wanneer het nieuw materieel betreft in het geheel niet)
aanwezig is en eerst gevormd moet worden. Het materieel om
mede te oefenen moet daarvoor aanwezig zijn. En alweder ligt
hier een moeilijkheid want de fabrieken, waaraan de levering
wordt opgedragen en waarop men is aangewezen zijn over-
kropt met werk, zoodat de levering van materieel eerst langen
tijd na de bestelling volgt. In sommige gevallen mag men van
geluk spreken, dat levering mogelijk is. Al is er dan in 1936 en
1937 op het gebied van personeel, materieel en organisatie, voor
uitgang aan te wijzen, zoo begrijpe men toch, dat dit vooral jaren
van moeizame voorbereiding zijn geweest, waarvan de resultaten
in 1938 en 1939 zichtbaar zullen worden.
2