de vuuropening der art. van den aanvaller, gelijktijdig met Het
voorwaarts gaan der inf. Thans kwamen de afsluitingsvuren te
laat. De le en 2e linie, de laatste dicht op de le linie opgesloten,
waren de gevaarlijke zone gepasseerd vóór deze bestrooid werd
met art. projectielen. De aanvallende inf. won in het tweede
geval den wedloop van de vijandelijke art. projectielen en won
daarmede het pleit nml. het ongehinderd bereiken van de voorste
lijn van den verdediger.
Late men uit het vorenstaande nu niet de conclusie trekken,
dat wij hier willen propageeren, dat de aanvallende inf. den
afstand van de uitgangsopstelling tot de vijandelijke stelling in
een renloop moet afleggen. Niets is minder waar. Immers, aan
gekomen bij den vijand, wacht daar de inf. een zware taak nml.
in het handgemeen aan den vijand het terrein te ontrukken.
Voor dezen strijd moet zij dus physiek in goede conditie verkee-
ren en niet de uitputting nabij zijn. Met inachtneming van deze
criteria moet echter de snelheid, vooral tijdens het doorschrijden
van de laatste 200 m, zoo groot mogelijk zijn en elk onnoodig
oponthoud worden vermelden.
Vanzelf sprekend volgen hieruit twee andere conclusies, waarbij
wij overigens niet lang willen stilstaan, nml. dat de aanvallende inf.
niet als pakezels beladen moeten zijn en dat de bodemgesteldheid
een snellen opmarsch moet begunstigen. Dat een natte en drassige
sawah in dit verband funest is, behoeft geen betoog. Doch sawah's
zijn niet altijd en niet overal nat, bovendien zijn er nog andere
terreinen dan sawah's.
Bij de keuze van het aanvalspunt voor het uitvoeren van een
aanval als hier bedoeld zal eohter met deze omstandigheden
rekening moeten worden gehouden. Omgekeerd beduidt een
drassige sawah door de vertraging en inspanning, welke zij de
aanvallende inf. oplegt, voor den verdediger een belangrijke
bijdrage tot de stormvrijheid van zijn voorste verdedigingslijn.
Als hindernis is zij niet te onderschatten, omdat zij tijdverlies en
vermoeienis oplegt. Wij mogen ons op dit punt een kleine uitwij
ding veroorloven.
De beteekenis van een hindernis voor een stelling is niet alleen,
dat zij de aanvallende inf. dwingt bij het doorschrijden daarvan
zich gedurende vrij langen tijd bloot te geven en daardoor te
worden neergeschoten, doch zij beteekent eveneens het opleggen
van tijdverlies aan die inf. Wat hiervan het gevolg kan zijn behoeft
na het voorafgaande n.h.v. geen nader betoog. In het hierbehan-
delde geval spreekt het tijdverlies het meest. In andere gevallen
b.v. bij den strijd in bedekt terrein treedt de andere beteekenis
op den voorgrond. Wij komen hier nader op terug.
34