tijdig de noodige luchtstrijdkrachten van elders (Irak en Britsch- Indië) worden aangetrokken, terwijl tijdige versterking met andere deelen van de weermacht niet meer mogelijk was. Aan de luchtstrijdkrachten werd o.a. opgedragen le. Verkenning met vliegbooten op grooten afstand, overdag tot 300 a 350 km, 's nachts tot ongeveer 50 km (meer als bewa king bedoeld). Daardoor bleef men steeds op de hoogte van de dislocatie en de bewegingen van den vijand, terwijl zijn plannen, zooals bijv. de landingspoging van de „Medway" tijdig onderkend konden worden. 2e. Bestrijding van vijandelijke vaartuigen, op afstanden van 30 tot 150 km uit de kust (bombardementen van de „Hermes" en de „Medway"). 3e. De verdediging van Singapore tegen luchtaanvallen (de actie op den laatsten dag der manoeuvres). Volledigheidshalve mag niet onvermeld blijven, dat de goede resultaten, welke zoowel door het melden van nagenoeg alle Blauwe schepen als door de geslaagde bombardementen, werden verkregen, voor een groot deel waren te danken aan de gunstige weersomstandigheden. Het zicht op zee was gedurende de geheele oefening ruim 30 km, te land 15 km. ad b. Uit de op den eersten dag verstrekte verkenningsop dracht blijkt, dat vijandelijke vliegkampschepen als het belang rijkste doel voor de luchtstrijdkrachten worden aangemerkt. Met dergelijke doelen dient onafgebroken voeling te worden onderhou den, desnoods onder schorsing van de rest van de opdracht, ten einde voortdurend de positie van het doel te kunnen melden en de ten aanval opgestegen bommenwerpers den weg naar het object te kunnen wijzen met behulp van radioberichten. Voorts verdient de begrenzing van de opdracht tot 300 km onze aandacht. Uit de schets blijkt, dat een vergrooting van het te verkennen gebied een onevenredig grooter aantal vliegtuigen zou hebben gevorderd. Immers zou met het verdiepen van de te ver kennen zones bijv. tot 500 km waartoe de actieradius van 2000 km, welke de „Short Singapore's" bezitten, overigens wel gelegenheid biedt een smaller nemen van de strooken en dus een vermeerdering van het aantal vliegtuigen gepaard hebben moeten gaan. Overigens wordt blijkbaar luchtverkenning tot een afstand van 300 km voldoende geacht om gevrijwaard te zijn tegen onverhoed- sche luchtaanvallen van vliegtuigen afkomstig van het vijande lijke vliegkampschip, welker actieradius als regel het uitvoeren van een aanval op grootere afstanden van het moederschip niet toelaat. 49

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 49