Hiermede is een globaal overzicht gegeven van de ontwikkeling van het neutraliteitsrechtvolledig zou dit niet zijn, indien geen melding werd gemaakt van den omvangrijken pennestrijd, welke is gevoerd over de vraag, of er na het sluiten van het Volken bondsverdrag (1919) 22) en van het Kelloggpact (1928) 23) nog wei plaats was voor het begrip onzijdigheid. Velen meenden, zulks te moeten ontkennen op grond van art. 16 van het Volken bondsverdrag, hetwelk zegt, dat een lid van den bond, dat in strijd met de in de artikelen 12, 13 en 15 aangegeven procedures tot het oplossen van geschillen, overgaat tot oorlog, zal worden beschouwd een oorlogsdaad tegenover alle andere leden van den Bond te hebben begaan. Een der meest voor de hand liggende tegenwerpingen is, dat een dergelijke opvatting alleen juist zou kunnen zijn, indien alle landen ter wereld lid waren van den Bond hetgeen nimmer het geval is geweest doch ook dan nog zijn zeer goed gevallen denkbaar, waarin neutraliteit mogelijk zou zijn. Het Kelloggpact beoogt uitbanning van den oorlog zal er daarom nooit meer oorlog dus ook geen neutraliteit weer zijn? Dit ware wel zeer optimistisch Er moge hier worden volstaan met er op te wijzen, dat de voornaamste mogendheden de opge worpen vraag in bevestigenden zin hebben beantwoord, getuige de in 1923 en 1929 fn de reeds genoemde verdragen opgenomen bepalingen betreffende rechten en verplichtingen van onzij- digen 24) DE AMERIKAANSCHE NEUTRALITEITSWET. Het ontstaan en het wezen van de Amerikaansche neutrali- teitswet is zeer in het kort een gevolg van de in de V.S. gegroeide openbare meening, dat 1. de wereldoorlog heeft aangetoond, dat de rechten der neu tralen door groote mogendheden niet worden in acht genomen uit eerbied voor dat recht doch alleen ter vermijding van de nadeelen, welke zouden voortvloeien uit het zich aan de zijde van de tegenpartij scharen van een of meer der neutralen 2. de Unie niet op grond van ideëele overwegingen den wereld oorlog is ingegaan doch ter redding van de economische en financieele belangen, welke zij had bij een overwinning van de Geallieerden kan men den groei van dergelijke belangen 57 de legers te velde (de vervanger van de Conventie van 1906 zie art. 11, 12, 14 en 23) en betreffende de behandeling van krijgsgevange nen (Titel IV, Afdeeling I, en Titel VI). Verzameling enz. K.M.A., deel XI. U Verzameling enz. K.M.A., deel XX. 2j Voor uitgebreide beschouwingen zie Kunz, a.v., blz. 303 t319.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 57