85 omdat het niet lang genoeg is vol te houden, zoodat de noodzaak ontstaat het ondersteuningsvuur te geven uit de wapenen, welke worden medegevoerd in de voorste lijn hierbij zijn drie methodes te volgen a. Het schieten er. voorwaartsgaan wisselt elkaar af. De nawerking van het vuur moet dan de beweging beschermen. In werkelijkheid is dit echter maar zelden het geval. b. Gunstiger is het, het vuur gedurende de beweging te onderhouden. Met lichte wapens is dit mogelijk, met zware alleen als zij in vecht- wager.s zijn opgesteld. c. Een andere mogelijkheid is, het voorwaarts verplaatsen van het eene wapen te doen geschieden gedurende het vuren van het ar.dere. De onderlinge verstandhouding, welke daarvoor op het gevechtsveld noodig is, b' moeilijkt zulks en in hoogere mate naarmate het aanvalsdoel wordt genaderd. Het ondersteuningsvuur uit achterwaarts opgestelde wapenen moet of door open te houden ruimten tusschen de troepen door of uit verhoogde opstellingen over de troepen heen afgegeven worden. In bergterrein is laatstgenoemde vuurwijze wel mogelijk, maar de vuurbron is den vij. spoedig bekend. S. kemt tot de conclusie, dat ondanks vorengenoemde mogelijkheden het rasseerende vuur uit geweer en mitrailleur niet op zoodanige wijze ten nutte is te maken, dat van een bevredigende offensieve vuurkracht kan worden gesproken, uitgezonderd het geval dat de mitr. in den vew. wordt gebruikt. In het tweede deel van zijn opstel beschouwt Overste D. op overeen komstige wijze het krombaanvuur. Herbij zijn geen moeilijkheden m.b.t. het vuren over eigen troepen, terwijl de aanvaller op korten afstand het doel kan naderen, dat onder eigen krombaanvuur ligt, vooral indien de projectielen slechts een plaatselijke werking bezitten. Nog een voordeel boven het mitr. vuur is, dat de scherfwerking van het projectiel zich naar alle richtingen, van af de plaats waar het springt, doet gevoelen. Men heeft tegen krombaanvuur derhalve dekkingen noodig, welke naar alle zijden beschermen, daarom is de uitwerking niet „an den Boden driickend und festnagelnd", maar „vertreibend". De overgang van gedekt zijn tot vuurbereid zijn is dientengevolge van langeren duur, zoodat het neutrali- seerend vermogen grooter wordt. Het krombaanvuur begunstigt dus het oprukken naar en de inbezitneming van het doeler kan deswege een offensieve kracht aan worden toegekend. Heeft dit vuur nu ook defensieve kracht Van een eigenlijke versperrende of afsluitende werking kan niet worden gesproken. De continuiteit is geringer dan bij mitr.vuur, omdat de schoten niet zoo vlug op elkaar kunnen volgen. Een geprononceerde defensieve kracht heeft dit vuur dus niet. Mag men den mitr. een louter defensief en den mortier een uitsluitend offensief wapen noemen In geen geval. De aanval toch moet ook beschermd worden tegen vuur uit andere richtingen dan waarin het aanvalsdoel ligt en dat geschiedt als regel door neerdrukkend vuur, waarvoor het mitr. vuur het meest geëigend is. Bovendien moet de mitr. aanwezig zijn om in zoo kort mogelijken tijd vij. tegenstooten af te weren. En behalve dit uit een vuurbasis af te geven vuur, moeten de voorste aanvalstroepen mitm. beschikbaar hebben om in onvoorziene omstandigheden zelf oogenblik- kelijk een sterke vuurkracht te hebben om zich op de eenmaal bereikte plaats te handhaven. Omgekeerd is de mortier evenmin in het defensief misbaar, niet alleen voor vuur in voor mitr.vuur gedekte ruimten, maar ook cm den aanvaller niet slechts in het vrije veld te kunnen afweren, doch om hem tevens in zijn dekking, met name reeds in de gereedstelling' te kunnen treffen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 85