205
noodig na te gaan 'hoe lang na den dood de verschillende organen nog in
een toestand verkeeren, dat men ze voor dergelijke doeleinden zou mogen
gebruiken. Om hiervoor de noodige gegevens te verkrijgen was Shamow
reeds in 1927 begonnen met het bacteriologisch onderzoek van weefsels
en organen, op verschillende tijdstippen na den dood aan dieren ontnomen.
Daarbij was gebleken dat de het dichtst bij den darm of een eventueel aan
wezigen infectiehaard gelegen organen het eerst geinfecteerd waren, en
wel des te sneller naarmate de temperatuur der lijken hooger was. Bij
het vriespunt bewaard, bleken lever en buikvlies ondanks den nabijen
darm eerst na 10 dagen niet steriel meer.
In 1929 toonde hij in samenwerking met zijn landgenoot Kostiukow aan,
dat men honden voor €0 van hun bloed berooven kon en dit daarna
vervangen door bloed, dat 45 uur na den dood bij een anderen hond
verzameld was. Om uit te maken of het getransfundeerde bloed inderdaad
zijn vitale eigenschappen behield en niet slechts dienst deed als doode
vervangvloeistof, ontnamen zij honden door uitwasschen der aderen met
een physiologische zoutoplossing 90 van hun bloed. Niets was dan meer
in staat deze beesten te redden tenzij bloedtransfusie bij injectie van een
voldoende hoeveelheid lijkenbloed herstelden ze echter ook.
Shamow's ervaring met lijkenbloedtransfusies bij menschen is echter
gering, doch in de Lancet van 14 Augustus 1937 beschrijft Yudin het resul
taat bij zijn eerste 1000 gevallen.
Aanvankelijk werd het bloed zoo gauw mogelijk na het ontnemen aan het
lijk bij den patiënt ingespoten. Later bleek echter dat citraat-bloed 'best
eenige dagen in de ijskast kon worden bewaard, tot 28 dagen toe. Het
bezwaar van het inspuiten van groote hoeveelheden citraatbloed, onder
vangt men sinds de ontdekking van Skundina, dat het bloed van plotseling
gestorven, voorheen gezonde personen, na eerst gestold te zijn, na iy2 uur
weer vloeibaar wordt, door het gebruik van bloed zonder citraat toevoeging,
echter gefiltreerd ter verwijdering der fijne deeltjes, waarin het fibrinenet
bij staan uiteenvalt.
Stolselvervloeiïng heeft niet plaats in het bloed van personen,^ gestorven
na een lang ziekbed en ook niet na een gewelddadigen dood, die gepaard
ging met een langdurigen shocktoestand.
De bloedafname bij het lijk geschiedt door het blootleggen der Vena
jugularis tusschen de beide takken van den m. Sternocleidomastoïdeus en
het inbrengen van een metalen canule in het blootgelegde vat. Aldus is
het mogelijk 1—3, ja soms zelfs 4 liter bloed uit een lijk te halen, terwijl
proeven hebben aangetoond dat het aldus gewonnen bloed alleen afkomstig
is uit de bovenste en benedenste holle ader en niet uit de buikingewands-
vaten.
Yudins resultaten zijn zeer bevredigend. Twee gevallen met doodelijken
afloop heeft hij gehad, omdat de bloedgroep verkeerd bepaald was, en een
zeer anaemische zieke van de A groep succombeerde ten gevolge van
agglutinatie der eigen erythrocyten door inspuiting van te veel bloed der
O groep
Voor het slagveld kan de lijkenbloedtransfusie van groote waarde blijken
te zijn, en daarom is het goed de literatuur betreffende dit wel ietwat
macabere onderwerp met aandacht te blijven volgen.
Service de Santé Militaire. „Cours donné a l'Ecole d'Application du
Service de Santé Thèmes et conférences" par le Colonel Médecin Comte
Leman, commandant de l'Ecole. (Office de Publicité, anc. etabl. J. Debèque
cie s.c. Editeurs 36, rue Neuve Bruxelles. 635 pagina's. Hollandsche
prijs 3,75).
Dit omvangrijke werk geeft den tekst weer der lessen door Kolonel
Leman sinds 1924 aan de opleidingsschool voor de officieren van den genees
kundigen dienst van het Belgische leger gegeven. De schrijver waarschuwt