Een van Wasmusz' eerste vrienden was Sjaich Hoesein, van Sjah Koetah. Hij hield van Waszmusz en is hem nooit ontrouw gewordenen hoewel hij bekend stond als een wreed en heb zuchtig man, heeft hij van den dag af dat hij Waszmusz leerde kennen, voor hem zijn geheimzinnige loyaliteit bewaard. De tweede was de Sjaich van Ahram, Zair Khidair Khan, een roover, een tyran, een wreedaardmaar al was hij zoo betrouwbaar als een slang, tegenover Waszmusz heeft hij een werkelijk nobele rechtschapenheid getoond. Een ander was de Sjaich van Borazdjan, Ghazanfar es Saltaneh, in wien Waszmusz de zelfde aanhankelijkheid wist op te wekken. Het merkwaardige was dat ook de gewone man van hem hield thans nog zullen de eenvoudigste mannen bij het hooren van zijn naam stilhouden en uitroepen O, ik kende hem ook hij was mijn vriend Einde Juli 1914 brak de wereldoorlog uit en verliet Waszmusz Perzië om in Duitschland dienst te nemen. De D j i h a d. Uit de vorige hoofdstukken over T. E. Lawrence hebben wij kunnen zien, welken geringen invloed de uitroeping van den Heiligen Oorlog aan Geallieerde zijde heeft gehad. Bezien wij thans dit vraagstuk van de Turksch-Duitsch-Perzische zijde. Om de positie goed te begrijpen dienen wij vast te stellen, dat de Islam twee hoofdgroepen omvat de Soenieten (orthodoxen) en de Sjiieten (door de orthodoxen fel veroordeeld). De Sultan (Kalief) was Soeniet, de Arabieren waren dit voor het grootste gedeelte ook Mesopotamen, Perzen, Afghanen en Indiërs Sjiiet. Van de Soenietische en Sjiïetische Islamieten zetelden de godsdienstige hoofden in Mekka en Kerbela. Van de mogelijkheid van een algemeenen Islamietischen Djihad had men destijds nog geen duidelijke voorstelling men was ge neigd te overdrijven. In dit bijzondere geval kwam daar nog bij, dat de Kalief een christenmonarch als bondgenoot kreeg, dat de Sjiïetische priesterschap in Kerbela van de rijke Britsch-Indische vorsten jaarlijksche toelagen ontving, welke door den Britschen consul-generaal in Bagdad werden doorgegeven aan Kerbela (en welke zending natuurlijk eindigde), en ten slotte dat de Jong- Turksche partij van Enver Pasja meer voelde voor de Jeni-Toeran, de pan-Turksche beweging, dan voor Sultan Abdoel Hamid's pan-Islamietisch ideaalen Enver bezat de feitelijke macht. Dit moge begrijpelijk maken, dat ook tegenover de Sjiieten de uitroeping van den Djihad een mislukking is geworden, al kan niet worden ontkend, dat onrust in Perzië, Afghanistan en Br.-Indië werd ontketend, welke den Engelschen gedurende den oorlog den noodigen last heeft gegevenmaar de doodssteek, die de Djihad had kunnen toebrengen, is afgeweerd. 112

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 10