en heeft na haar onderwerping zoo goed als nimmer moei lijkheden veroorzaakt. 5. De politiek t.a.v. het grensgebied zelve. De erfenis, welke de Engelschen met de overname van de macht van de Sikhs aan de N.W. grens van dezen aanvaardden, was geen al te fraaie de invloed van hun wan-bestuur strekte zich slechts uit en dan nog maar zeer betrekkelijk tot de naaste omgeving van de militaire posten. Het „Punjab Government", waarbij het ten W. van den Indus gelegen gebied werd onderge bracht, besloot de politiek van de Sikhs, welke valt te omschrijven met de woorden „zoolang ge mij met rust laat, laat ik ook U met rust voort te zetten haar streven was dan ook slechts gericht op het beschermen van de eigen onderdanen tegen invallen en het openhouden van de handelsroutes over den Khaiberpas en langs de Gomalrivier (laatstbedoelde karavaanweg was destijds nog zeer belangrijk). Ter vermijding van conflicten met de be volking ter andere zijde van de grens, die in naam gehoorzaam heid aan Kaboel verschuldigd doch in feite geheel onafhankelijk was, werd nog bepaald, dat „district officers ware never without special sanction, to risk their lives beyond the border, or to dream of its extension beyond present limits" (welke alles behalve vaststonden Deze politiek, als regel aangeduid met den naam „close-border policy", kon onder de omstandigheden van 1849 als zeer normaal worden beschouwd. Toch openbaarde zich daartegen, met name van militaire zijde, al spoedig verzet, zulks op grond van de in het voorgaande onderdeel vermelde overwegingen van politiek- strategischen aard, dat de voorste lijn waarin tegen aanvallen van anderen dan de stammen hoofd moest worden geboden niet langs den voet der heuvels diende te loopen doch over de passen. Wij hebben gezien, dat de mogelijkheid daartoe in den loop der jaren is geschapende rijksgrens werd geleidelijk in W. richting verplaatst. Echter niet op de wijze, zooals zulks door de Russen in de tweede helft van de negentiende eeuw in Midden-Azië geschiedde onder leiding van Prinses Gortsjakof en in latere jaren met veel succes door de Franschen in Madagascar, Indo China en Marokko onder generaal Gallieni doch vooral door den lateren maarschalk Lyautey als ook door ons in Atjeh. Er waren verschil lende redenen, welke de Britsch-Indische regeering en in nog sterkere mate het Opperbestuur deden afzien van de toepassing van de „olievlek-tactiek" waarbij een volgende sprong voorwaarts slechts wordt gemaakt nadat het tevoren bezette gebied niet alleen is veroverd doch ook gepacificeerd. Van militaire zijde is men vrijwel unaniem van meet af aan aanhanger geweest van deze methode, welke eerst vele jaren later zou worden aangeduid als de „forward policy". De regeering besliste echter anders en de resul- 123

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 21