grensbevolking beschouwen als den spreekwoordelijken kikker
van wien men geen veeren plukt zoodat de tegenwerping tegen
het genoemde voordeel, dat de inning meer zou kosten dan de
opbrengst zou bedragen, wel als juist mag worden aangemerkt.
Doch ook al ware dit niet zoo, mag voor een natie, welke zichzelf
beschouwt als een van de grootste kolonisatoren ter wereld in
de opbrengst van een te heffen belasting een motief zijn gelegen,
dat pleit voor de bezetting van een gebied Dat dit later en naar
vermogen bijdraagt wanneer het daartoe, dank zij de verbete
ringen in bestuur en al de gevolgen van dien, in staat is geraakt,
is niet anders dan billijk, doch deze bate waartegenover indien
de kolonisator zijn taak goed opvat in de eerste jaren toch immer
hoogere lasten zullen staan op te werpen als beweegreden om
tot gezagsuitbreiding over te gaan is een opvatting, welke o.i.
thuis behoort in een tijdvak dat reeds lang achter ons ligt en het
moet tot eer van de Engelschen worden gezegd, dat uitlatingen
van een zoodanige strekking in de latere jaren niet meer vielen
te beluisteren.
Nog een enkele aanhaling om te bewijzen, hoezeer het kosten-
vraagstuk overigens bij ons ook niet onbekend van invloed
was. 1) Tijdens de Tairah-expeditie verklaarde de Engelsche
minister Balfour, dat „de kosten daarvan zouden medevallen ter
wijl de financieele vooruitzichten van Britsch-Indië zoodanig
waren verbeterd, dat een beroep op de Britsche schatkist niet
noodig zou zijn." „Veronderstel" zeide de minister, „dat wij
gereed zouden staan Indië te geven al wat het uit onze geldmid
delen wilde hebben, afgezien van buitengewone omstandigheden
is het dan niet duidelijk, dat men het daar niet zoo nauw zou
nemen met de uitgaven en dat zulks voor de Indische Regeering
een groote prikkel zou zijn voor het voeren van onnoodige grens-
oorlogen Voorwaar een uitlating, welke een wel zeer eigenaar-
digen kijk geeft op de verhoudingen, te meer indien men in aan
merking neemt, dat de strijd in het grensgebied ten slotte wordt
gevoerd voor de veiligheid van Britsch-Indië en dat de Regeering
in Londen kort te voren om dezelfde reden had beslist, dat Tsjitral
bezet zou blijven Blijkbaar had de imperiale gedachte een
begrip, dat in de laatste jaren al eens wordt gebezigd in beschou
wingen over de verhoudingen tusschen ons moederland en Indië
in 1898 ook in Engeland nog niet sterk had post gevat.
126
b Terloops zij aangeteekend, dat ongeveer 1/3 deel van de Britsch-
Indische uitgaven wordt besteed voor de defensiedoeleinden. (Een belang
rijk deel hiervan gaat naar Londen voor betaling van de in Britsch-Indië
aanwzige Britsche troepen). Men vergelijke dit met de verhouding ten
onzent in de normale jaren. Onlangs werd gemeld, dat Engeland m.h.o.
op de door Britsch-Indië verdedigde imperiale belangen voor het treffen
van verschillende bijzondere maatregelen een bijdrage zal geven.