tuigd van de noodzakelijkheid, over te gaan tot onderwerping
of het leggen van garnizoenen, te Simla na het met succes neer
slaan van verzet reeds weer de meening de overhand had ge
kregen, dat het verder ook zonder die maatregelen wel zou gaan.
Omgekeerd gebeurde het wel, dat men in Indië in een soort
angstpsychose bij het uitbreken van een opstand den militairen
carte blanche gaf om kort daarop door Londen te worden geremd,
zoo niet geheel gedesavoueerd. Kortom, het was een voortdurend
geharrewar en hun, die zich al te spoedig en te lichtvaardig uitlaten
over de door Nederland t.a.v. Atjeh gevolgde politiek, wordt
de lezing aanbevolen van de correspondentie, in de periode vooraf
gaande aan de grensopstanden van 1897 door de politieke agenten
te Malakand, aan den Khaiberpas en in Waziristan gevoerd met
hun chef te Pesjawar, door dezen, Sir Richard Udny, en den
gouverneur aldaar met de regeering te Simla en tenslotte die
tusschen den Onderkoning en den Colonial Secretary te Londen;
het is uiterst leerzame lectuur
Fouten zijn en blijven het, ook aan de Britsch-Indische N.W.
grens. Hier waren zij niet te vermijden omdat men blijkbaar niet
wenschte in te zien, dat „the problem of the Afghan Frontier
niet alleen tegenover het buitenland doch ook t.o.v. het grens
gebied zelve was en is „in its essence a question of military
strategy".
Na de bovenstaande uitwijding over de ontstaansreden en de
fouten van het systeem, waarbij men tracht kool èn geit te sparen
en daardoor geen succes kon hebben, zullen wij thans den lezer
een beeld geven van de met het klimmen der jaren in de opvat
tingen ingetreden veranderingen.
Wordt vervolgd).
l) Zie „Military operations on the N.W. Frontiers of India 1897—1898",
2 deelen (Engelsch blauwboek).
134