deeltelijk bereden gemaakt op ter plaatse aanwezige ezels), 400
geweer- en pistoolmitrn., 30 mitrn., 2 bijn. a 3 stukken, alles te
zamen ca. 6500 man. Deze troepenmacht vormde een aanzienlijke
numerieke meerderheid tegenover de Paraguayanen, die door
detacheeringen en verliezen aanmerkelijk aan sterkte hadden
ingeboet.
Zoodoende kon nog op het laatste nippertje het gevaar voor
afsnijding van de verbindingen worden bezworen, en kon zelfs
met succes tot het tegenoffensief worden overgegaan.
Dit resultaat was echter bereikt ten koste van een aanmer
kelijke verzwakking van het Ballivianfront, hetgeen voor den
Boliviaanschen bevelhebber zelfs aanleiding was om ontruiming
van dat front aan te bevelen, hetgeen evenwel, zooals we hebben
gezien, door persoonlijk ingrijpen van den Staatspresident werd
verhinderd. Het verdere verloop stelde den aanvoerder in het
gelijk, want de Ballivianstelling bleek den volgenden aanval
der Paraguayanen niet meer te kunnen doorstaan, en leidde tot
de capitulatie van Ballivian.
Men lette er op hoe in deze succesvolle Paragueesche actie
het succes steeds een gevolg is van het ageeren tegen vleugels en
verbindingen, van de manoeuvre dus. Dientengevolge waren de
Boliviaansche verliezen aan krijgsgevangenen vaak grooter dan
die aan dooden en gewonden.
Het druppelsgewijze inzetten van versterkingen door de Boli-
vianen, ten einde den Paragueeschen opmarsch zoo tijdig mogelijk
te stuiten, leidde vrijwel niet tot de beoogde vertraging. Het
organiseer en van een degelijken weerstand meer achterwaarts
had vermoedelijk meer succes opgeleverd.
Overigens is het inzetten van geheel of vrijwel geheel onge
oefende troepen tegenover een goed bewapenden en geoefenden
tegenstander kortaf misdadig. Het verzuim tijdig voor oproeping
en oefening van de noodige reserves te zorgen heeft zich door
onevenredig groote verliezen ernstig gewroken.
SLOTBESCHOUWINGEN.
Het doel, dat de Boliviaansche politici zich gesteld hadden, was
het bezit van Gran Chaco. De weermachtsleiding had derhalve
de gelijkluidend oorlogstaak tevoren in al haar consequenties
moeten overwegen en op haar uitvoerbaarheid moeten toetsen.
Hierin is men, vooral aan Boliviaansche zijde, ernstig te kort
geschoten. Geen van beide landen had zich op een oorlog voor
bereid, ondanks het feit, dat reeds in 1928 een oorlogsdaad had
plaats gehad, en dat de sindsdien sleepende onderhandelingen
geen kans op een voor beide partijen aanvaardbare regeling
beloofden.
156