Hoewel wij o.i. in onze verhoudingen steeds te doen zullen hebben met een expeditionnaire macht van beperkten omvang, zullen we er ons rekenschap van hebben te geven, dat de vijand a. de bepaling van de sterkte dezer expeditionnaire macht in eigen hand heeft, en deze allicht zoo groot zal maken, dat de expeditie een succesvollen afloop belooft b. over het algemeen over voldoende reserves zal beschikken om geleden verliezen aan te vullen en de expeditionnaire macht, bij gebleken noodzakelijkheid, te versterken. Van de opmerking van den Duitschen Majoor Brandt, (die den oorlog aan Boliviaansche zijde heeft meegemaakt) dat geen enkele slag verloren door een overvloed aan troepen, wel door gebrek daaraan, dienen we ons terdege rekenschap te geven. Hieruit volgt, dat wij meer dan ieder ander alles in het werk zullen moeten stellen om achter ons gemobiliseerde leger, omdat het geen volksleger is, reeds aanstonds reserves gereed te hebben. Deze zullen moeten dienen ter aanvulling van geleden verliezen, welke in den aanvang van den oorlog zoowel naar getal als aard meestal het aanzienlijkst zijn, en eveneens ter oprichting van nieuwe eenheden. Behalve door voorbereiding der werving en der organisatie zal dus tevens door oplegging van de noodige leger- voorraden, wapens, enz. met de oprichting dezer reserves zijn rekening te houden. Wanneer eerst in oorlogstijd voor dit doel het deksel van de geldkist gaat, is er voor geld niet veel meer te krijgen, en met guldens kan men den vijand nu eenmaal niet te lijf Gaan wij thans nog na wat het verloop van dezen oorlog ons voor practische lessen geven kan. Allereerst dient dan te worden opgemerkt, dat het kenmerkende van dezen oorlog is het bezetten met slechts zwakke troepen van geweldige frontbreedten, met hier en daar steunpunten en op slecht begaanbare terreingedeelten hiaten. Voorts werd deze oorlog hoofdzakelijk gevoerd in dicht bosch terrein, waarin de wederzij dsche stellingen dikwijls minder dan 100 m van elkaar lagen, terwijl bij open strooken meest rand- stellingen werden bezet. Het gevolg hiervan was, dat deze oorlog hoofdzakelijk een infanterie-oorlog is geweest, daar de art. veelal noch over waar- nemingspunten noch over stellingterrein beschikte. Zij kreeg slechts een kans waar groote open plekken aanwezig waren of (in den stellingoorlog) over nauwkeurige topografische gegevens kon worden beschikt. Eerst in de laatste phase van den oorlog, op onbetwist Boliviaansch gebied, waar de noodige waarnemings- punten aanwezig waren, werd die toestand anders. 159

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 57