Azeir beid jan en Transcaspië. De volken uit deze grensgebieden noemen het groote land op het hoogplateau Iran. Vergeleken met de sombere Arabische vlakten is Iran een land van groote schoonheid het is eentonig, maar in zachte tinten. In Britsch-Indië is de hemel grauw en de zon één witte gloed in Arabië is het iets minder naargeestig doch nog volkomen kleur loos. Maar in Perzië is men weer in het land van den blauwen hemel en zijn de kleuren van den bodem vol afwisseling. De plantengroei is er schaarsch hoe verder Oost en Zuidoost men komt, hoe kaler en onbewoonder het land wordt. En toch heeft Waszmusz werkelijk van dit land en zijn volk gehouden. Waarom Dat is voor een Westerling moeilijk te begrijpen. Sykes1 schrijft er als volgt over Er is inderdaad niets in Perzië dat onmiddellijk boeit. En ik denk me zoo, dat een „week-end-tour onder geleide" naar Perzië een erbarmelijke mislukking zou worden. Wat zou de met fototoestellen beladen horde uitroepen is deze hoop rommel Persepolis Is dat bouwvallige gewelf Ispahan En toch zijn dat de beroemdheden van Perzië. Het menschelijk leven, de dagelijksche dingen als brood, boomen, water of een zang vloeien hier heel zwak, maar toch goed waarneembaar, aan de oppervlakte voort. De machtigste en prettigste verrassing bestaat juist in de erkenning van de ver hoogde beteekenis van wat in onze levensoverdaad verstikt is tot alledaagschheid. Als ae lange en stoffige eenzame wegen voortloopen, steeds maar verder, dan is het plotseling in zicht komen van een aantal huizen, en boomen die over de muren wijzen en gluren, genoeg om emoties te wekken. Of als in die wijdten, afschrikwekkend omdat hun uitgestrektheid zoo zicht baar is, en bedrukkend door het pijnlijke gevoel dat voorbij die heuvels en nog verder niets anders is dan deze ledige onbegrij pelijkheid, plotseling te midden van al die droefgeestigheid een groene glans verschijnt, één boom, die als een lichte pralende vederpluim staat te midden van een bruine oneindigheid Ieder een weet, dat het de nijpende schaarschte is, welke de dingen in Perzië doet uitkomen. De boomen lokken niet in overdadige zomervormen maar schitteren als juweelen en de cypressen zijn er zwart en herinneren zacht aan den nacht. En zonder ook maar in het minst fantastisch te zijn meen ik, dat de cypressen daarom ginds zoo veel mooiër zijn, omdat men, onder den druk van de zon, juist door den nacht wordt bekoord. Als een aantal afzonderlijke details van dezen aard wordt aaneengevoegd, dan vormt zich vaag deze theorie Dat de nimmer b Christopher Sykes„Wassmuss", Longmans, Green and Co. London 107

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 5