193 Wat het eigenlijke pag. betreft, zegt S., dat men veelal tegen het 2 cm kanon bezwaren heeft i.v.m. het doorslagvermogen geschut van 3.7 cm heeft echter reeds zware munitie, wat ook moeilijkheden geeft. S. is van meening, dat een peloton van 20 mm geschut in het reg. inf. nog langen tijd een goed figuur zal slaan, daar de meeste vewn. tegen dit kaliber niet bestand zijn. Tegen zwaardere vewn. is een kaliber van 3.7 cm in te deelen bij de div. noodig. Voor wat betreft het te kiezen kaliber vinden wij S. wat optimistisch overal ziet men een streven de pantsering van vewn. op te voeren. d. V. Infanterie. Revue des Troupes Coloniales, Juli '37, nr. 240. L'infanterie dans la defensive (II). Captaine Tabouis bespreekt „La manoeuvre en retraite". Achtereenvolgens worden behandeldde regeling der commandoverhoudingen (bij het afbreken van het gevecht, het beveili gen van den terugtocht, het hergroepeeren en het organiseeren van een nieuwe weerstandszóne) en het optreden der verschillende échelons, e.e.a. aan de hand van de „Instruction sur l'emploi tactique des grandes unites, titre V, chapitra III. Veel van hetgeen wordt besproken, komt overeen met hoofdstuk XI, A. T. V. II. Vermelding verdient, dat in de hoofdweer- standsstrook achtergelaten afd. (pt. 181 A.T.V. II) bepaaldelijk worden gesplitst in de in voorste lijn achtergelaten afdn. en het „échelon de repli". Laatstgenoemd échelon heeft tot taak, de voorste afdn. in staat te stellen, zich na het afbreken van het gevecht eenigszins te herstellen, alvorens zij tot achter de achterhoedestelling (pt. 183 A.T.V. II) terug gaan. Een dergelijk échelon de repli wordt steeds noodig geacht, ook als de omstandigheden voor een terugtocht gunstig zijn, verg. pt. 182 (2) A.T.V. II. Het is samen gesteld uit afdn., die het achterste gedeelte van de hoofdweerstandsstrook bezet hielden en gaat, indien het afbreken van het gevecht bij duisternis plaats vindt, terug onmiddellijk achter het uit de voorste lijn teruggenomen scherm. Is men genoodzaakt, het gevecht bij daglicht af te breken, dan houdt het échelon de repli (in dit geval sterker genomen) stand tot de troepen uit voorste lijn onder bescherming van de achterhoedestelling zijn gekomen. S. betwijfelt, of de geschetste gevechtshandelingen, die tijdens den wereld oorlog in het algemeen geen onoverkomenlijke moeilijkheden boden, in de toekomst even uitvoerbaar zullen blijken tegenover een vijand, die ruim is voorzien van pantserverbanden. Bulletin Beige des Sciences Militaires, Nov. '37. Inzake de nieuwe bewapening van de Italiaansche inf. worden de volgende bijzonderheden ontleend aan D.W. nr. 33 granaatgeweren 5 per peloton, d.w.z. 15 per cie. of 45 per bat. lichte mitr. model 30: 3 per peloton (type Bréda). zw.mitr., model '35 1 cie. van 12 stukken per bat. (gegevenstype Fiat, kal. 8 mm. max.dr. 5200 m, max.vuursnelheid 600 sch.p.min.) inf. mortier, model '35: 1 peloton van 9 stukken per bat.; bovendien 1 dergelijk peloton per reg. (type Brixia, kal. 81 mm), inf.kanon 1 batterij van 4 stukken per reg. (kal. 65 mm), antitank-kanon 1 cie. van 47 mm per reg. aantal stukken niet luchtdoelmitr.1 cie. van 20 mm reg. opgegeven. Luftwehr, nr. 10/11, Oct.-Nov. '37. In „Die Einwirkung der Luftwaffe auf die Infanterie und ïhre Abwehr" (ontleend aan A.S.M. van Augustus) worden de mogelijkheden van het luchtwapen voor infanteristen uiteengezet met het doel, hen meer inzicht te geven in de daaruit voortvloeiende afweermiddelen en, door betere

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 91