197 In bovenstaande opgaven zijn het administratief en technisch personeel (werklieden), zoowel offn. als o.on. en minderen, niet begrepen. De 140 o.on. en minderen van de bijn. bestaan uit10 o.on., 30 brigadiers en 100 manschappen. Tactiek. In B.B.S.M. October 1937 behandelt luit. kol. Sottiaux in Modalités d'emploi de 1'artillerie de groepeering van en de commandovoering over artillerie- groepen. Voorop stelt de S., dat het commando over een groep wordt gege ven aan den afd.cdt., die dit het best kan uitoefenen rang en ouderdom mogen hierop niet van invloed zijn doch welkennis van toestand en terrein alsmede de mate van vertrouwen, welke de betrokken artillerist bij de infanterie heeft verworven. Uiteraard zijn mede van belang de vol maakte kennis omtrent de eigenschappen van al het geschut van de groep i.v.m. de taak, terwijl tenslotte ook algemeene vakkennis en psychologische waarden een rol kunnen spelen. S. geeft ter illustratie een tweetal voorbeelden. Het eerste betreft het geval, waarin de div.art. wordt versterkt met 1 afd. L.K.art. het ligt dan voor de hand, deze afd. te bestemmen voor alg. opdrachten. De groep, te vormen uit deze afd. en een afd. div.art., wordt gesteld onder het co. van den oudsten afd.cdt. waartegen geen bezwaar bestaat, daar noch hij, noch de jongere cdt. een tactisch commando hebbendit wordt vervuld door den art.cdt., den adviseur van den div.cdt., die den cdt. van de groep voor alg. opdrachten van de noodige technische bevelen voorziet. Juist doordat hem geen tactische taak op de schouders is gelegd, kan hij naast het groepsco. tevens dat over de afd. blijven waarnemen uit welker nabijheid hij zich niet behoeft te verwijderen. Wij vestigen er de aandacht op, dat men in Duitschland voor een dergelijke combinatie niets voelt en zich ook in Frankrijk daarvan afkeerig toont, o.i. ten rechte daar tegenover de toename van werkzaamheden geen personeelsversterking staat. In de prac- tijk heeft zulks ten gevolge hetgeen ook bij ons meermalen kon worden geconstateerd dat men öf het co. over de afd. opdraagt aan den oudsten bij .cdt., die zijn eigenlijke functie dan weder aan een zijner officieren overdraagt, öf wel de opdrachten z.v.m. doorgeeft aan de andere afdeeling ten einde bij het ontvangen van verdere opdrachten niet door de vuur leiding van de eigen afd. te worden gehinderd in de onmiddellijke uit voering daarvan. Geheel eens kunnen wij het daarentegen zijn met den S. als hij opmerkt, dat de reg.cdt. de groepscdt. dient te zijn van de voor rechtstreekschen steun aangewezen overgebleven twee afdeelingen van zijn regimenthij toch heeft een tactisch commando dat hem noopt, zich vrijelijk en tot op zekere hoogte onafhankelijk van de plaats van de afdeelingen te kunnen opstellen en bewegen. Het tweede door luit. kol. Sottiaux behandelde geval heeft betrekking op den tegenaanval. Hier bestaan verschillende mogelijkheden al naarmate de actie wordt gevoerd in 1 of 2 sectoren, door 1 of 2 regn. inf., door troepen uit de voorste lijn dan wel door reserve-eenheden hoe het zij, steeds zal een groep moeten worden gevormd voor rechtstreekschen steun en een groep voor algemeene opdrachten. Wordt de tegenaanval uitgevoerd door de in het front staande infanterie, dan verbreke men de reeds be staande samenwerking nietalleen versterke men z.m. de groep voor recht streekschen steun. Indien de tegenaanval daarentegen door reserve-een heden wordt uitgevoerd, hetgeen er wel op wijst, dat het front slechts met eenige moeite intact kan worden gehouden en voorts een aanduiding is, dat de verbindingen en hetgeen verder voor de samenwerking noodig is nog slechts onvolkomen functionneeren, dan blijft de oorspronkelijke groep voor rechtstreekschen steun werken t.b.v. de infanterie in front terwijl den aanvallenden troepen een tijdelijke rechtstreeks steunende groep wordt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 95