174 grootste gedeelte van den Indischen Archipel onverdedigd zou blijven en wij de bezetting van ons gebied op die plaatsen, waaronder er talrijke zijn van belangrijke stategische of economische beteekenis, zouden moeten dulden, zonder practisch tot eenigen tegenweer in staat te zijn. Van het groote gevaar, dat dit voor Indië in een tijd als wij thans doorleven, meebrengt, is men wel overtuigd en in invloedrijke kringen is men dan ook tot het besef gekomen, dat de Indische defensie-politiek, die tot nog toe uit sluitend op een te zwakke vloot steunde, de goede oplossing niet kon brengen. Geen kracht tegen kracht. Ook de stemmen, die uit gezaghebbende kringen in de Marine zelf zijn opgegaan, hadden dat onbehagelijke gevoel niet kunnen wegnemen. Vooral de nadrukkelijke verklaring door den directeur van de Hoogere Marine Krijgsschool (wiens opinie met die van de Marineleiding in overeenstemming werd geacht) dat men ingeval van een overmachtigen aanval geen kracht tegenover kracht moest zetten, op een voordracht voor de Vereeniging voor Krijgswetenschap, afgelegd, bevestigde het prijsgeven van de directe verde diging en daarmede het onverdedigd laten van het grootste gedeelte van Nederlandsch-Indië. Ook van den strijd op de verbindingswegen van den vijand, door de Marine naar voren geschoven, zal weinig te verwachten zijn, omdat die guerilla-oorlog ter zee voor ons wel onder bijzonder moeilijke omstandigheden gevoerd moet worden. Niettegenstaande dit alles, heeft Minister van Dijk toch den bouw van een vervangenden kruiser voorgesteld en in een tijd als deze, 20.5 millioen gulden aangevraagd voor een sdhip, dat eerst over 3 of 4 jaren aan de sterkte der vloot kan worden toegevoegd en waardoor in onze tot nu toe gevolgde defensiepolitiek geen wijziging gebracht zal worden. Wie verwacht mocht hebben, dat de Minister bij het mondeling debat, nu eindelijk eens klem mende redenen zou hebben aangevoerd, om de noodzakelijkheid van kruiser- bouw op dit oogenblik duidelijk te maken, zal teleurgesteld uit de hande lingen ervaren, dat hij zich tot eenige algemeenheden heeft bepaald, die te onbevredigender aandoen na de ernstige critiek, die hem, ook van bevriende zijde, in het Parlement niet bespaard bleef. Men weet, dat de Minister zich bij het indienen van zijn begrooting op het standpunt geplaatst heeft, dat voor hem het kruiservraagstuk een afgedane zaak was en discussie daarover dus eigenlijk geen zin meer had. Van die opvatting, du haut de sa grandeur, zal hij toch wel terug moeten komen, vooral na de zeer duidelijke uitspraak, die de generaal Bajetto als afgevaar digde der Roomsch-Katholieke Staatspartij, daaromtrent heeft doen hooren. Hij verklaarde nadrukkelijk en vele van zijn politieke vrienden zullen er wel evenzoo over denken dat zij het kruiservraagstuk geenszins als een afgedane zaak beschouwen en dat, al hebben zij ditmaal den Minister ge steund, dit allerminst insluit, dat zij de opvattingen van dezen bewindsman omtrent de beteekenis van den lichten kruiser voor de verdediging van Indië deelen. Naar zijn meening is het oude beginsel dat een eilandenrijk door een vloot verdedigd moet worden voor onzen Archipel niet toe te passen, aangezien de aanbouw van een voldoend sterke vloot onze krachten te boven zou gaan. Dit laatste is door de overgroote meerderheid der Kamer en ook door den Minister erkend, toen de poging der nationaal-socialisten, om tot een krachtige versterking der vloot in Indië te geraken, werd af gewezen. De generaal Bajetto heeft bovendien op het groote belang gewezen, dat voor de verdediging van den geheelen Indischen Archipel, ook dus van de uitgestrekte gebiedsdeelen buiten Java, die tot nu toe practisch onver dedigd waren, gelegen was in een sterke luchtmacht. Hij hoopte, dat de Indische Regeering in den sinds einde 1936 door Minister Colijn ingeslagen weg verder zou gaan, om onze leger-luchtmacht aldaar het hoogste nuttig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 72