gebiedsdeelen in den Kaukasus schadeloos te stellen door het in bezit nemen van Perzisch territoor op de derde plaats waren er in invloedrijke Perzische kringen nog velen, die de voor- oorlogsche Duitsche „Drang nach Osten" (men denke aan Kaiser Wilhelm's Islam redevoeringen van 1898, en aan de Bagdad- Eisenbahn moeilijk konden vergeten. In Perzië bestond de geheele weermacht uit een Kozakken- brigade in Noord Perzië, welke geheel onder Russischen invloed stond, en verder uit de 13000 man sterke Gendarmerie, welke door een missie van Zweedsche officieren was georganiseerd en gevormd tot een goed geschoolde macht. Deze Gendarmerie was het belangrijkste echt Perzische orgaan geworden, dat streefde naar het bereiken van 's Lands onafhankelijkheid van Rusland en Engeland. Toen de oorlog uitbrak, riep de Zweedsche Regee ring hare officieren terug. Een aantal hunner verliet het land, maar de meesten bleven, omdat zij de Gendarmerie waarmede zij zich verbonden voelden niet in den steek wilden laten op het oogenblik, dat wellicht de vreemde jukken konden worden afgeschud. Een en twintig Zweedsche officieren gingen nu per schriftelijk contract over in Duitschen dienstzij allen hebben him verband getrouw vervuld, verscheidenen hunner rusten in Iran. Natuurlijk was dit contract met Duitschland geheim gehouden om de Perzische Regeering niet in moeilijk heden te brengen. Van de Perzische officieren der Gendarmerie was er niet een, die niet aan Duitschlands zijde stond en de Russische en Britsche overheerschers hartgrondig haatte. Der halve kan als eerste Duitsche succes in Perzië worden vermeld, dat de eenige waardevolle weermacht des lands, dikwijls tegen de bevelen uit Teheran in, hen ondersteunde. In Sjiras, Waszmusz' standplaats, was zijn tegenspeler de Britsche consul O'Connor, een van Engelands beste vertegen woordigers, die in de jaren vóór den oorlog tot de gevestigde overtuiging was gekomen, dat Duitschland in Perzië slechts handelsbetrekkingen zocht en stellig geen territoriale winsten nastreefde. Zijn in dezen geest opgestelde rapporten vonden echter bij de Engelsche Regeering geen goed onthaal. Wasmusz achtte het grootste en meest directe gevaar, dat de Engelschen uit Boesjair naar Sjiras zouden oprukken, waar zij aan de Duitsche verbindingslijn zouden staan en alle verdere ondernemingen onmogelijk konden maken. Maar hoe dien op- marsch te beletten Daar zorgde Engeland zelf voor Nu Wasmusz was ontkomen aan hun pogingen om hem gevan gen te nemen, zag men in Boesjair den toestand zoo ernstig in, dat men het garnizoen uitbreidde tot 400 man en op de landtong, welke de havenplaats met het vasteland verbindt, versterkingen ging aanleggen. Dit deed de plaatselijke Perzische hoofden zeer ontstellen vreemde troepen in hun eigen stad, en die nog ver- 220 4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 12