Hoesein krijgt zijn in beslag genomen theelading (ter waarde
van ongeveer 40 mille) terug.
Waszmusz stond nu voor een moeilijk besluit. Hij nam het
den Khans niet zoo zeer kwalijk, dat zij hem onder den druk
der blokkade hadden verlatenmaar voor hem was het voor
naamste feit, dat waar alle Duitsche agenten een voor een waren
gevangen genomen, elk contact met zijn land- en bondgenooten
onmogelijk was geworden, en hij geen geld meer had om de Khans
te ondersteunen, hij ook niets meer kon doen om de Perzen in
hun strijd bij te staan.
Hij besloot daarom te pogen, Zuid Perzië te verlaten en zich
door te slaan naar Bagdad. In brieven, welke hij aan Sair Kheser
Khan en Sjaich Hoesein schreef, en die hun na zijn afreis zouden
worden ter hand gesteld, bracht hij hen op de hoogte van de
noodzakelijkheid en de doelmatigheid van zijn besluit.
Verkleed als eenvoudig Pers en slechts vergezeld door den
Afghaan Abdoel Kader en één gids, trok Waszmusz in den nacht
van 10/11 Sept. 1916 uit Ahram weg op zijn tocht naar Bagdad.
Reeds tijdens den derden marschnacht werden de eenzame
reizigers door roovers overvallen, waarbij Waszmusz zeer ernstig
door dolksteken in borst, armen en dijbeenen werd gewond (zijn
rechterbeen was zoo zwaar verwond, dat hij zijn verdere leven
kreupel is gebleven). Na hen beroofd te hebben verdwenen de
roovers en konden de gewonden contact krijgen met een dorp
in de buurt. Het gevolg was, dat Waszmusz 14 dagen later weder
in Ahram werd binnengedragen, waar hij langen tijd ziek lag.
De beide Khans, Sair Kheser en Hoesein, die reeds zeer
beschaamd waren geweest over het feit, dat zij Waszmusz ten
eigen bate hadden verloochend, bonden zich nu sterker dan ooit
aan hem de Khans begrepen dat zij zonder Waszmusz' leiding
niet in staat zouden zijn den strijd tegen de Engelschen voort
te zetten.
Waszmusz' woning in Ahram werd nu weder het centrum van
verzet tegen de Engelschen.
(Wordt vervolgd
227