offensief noodig. Vallen de Chineezen niet aan, dan kan het einde ook van dezen strijd weer niet anders zijn dan een nieuwe terug tocht der Chineezen, en is de val ook van deze stelling slechts een kwestie van tijd. Zijn echter de Chineezen tot een offensief tegen de Japanners in staat Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten we de beider- zijdsche strijdkrachten aan een nadere beschouwing onderwerpen. Generaal Chiang Kai Shih heeft voor de vorming van de Chineesche weermacht juist 7 jaar tijd gehad. Toen de Nanking regeering in 1929 aan het bewind kwam, waren in China ruim 2.5 millioen soldaten, samen vormende de legers van de „war lords" Feng Yü Hsiang, Yen Hsi Shan, alsmede die der verschil lende andere provinciale gouverneurs. In 1930 werden de beide genoemde satrapen verslagen, echter geheel volgens Chineesch gebruik niet onschadelijk gemaakthun tegenwerking bleef latent, ze bleven politieke tegenstanders van Chiang, dien ze niet vertrouwden. Met hun mentaliteit was dat ook niet te ver wachten. Pogingen om een groot gedeelte van die millioenen soldaten te ontslaan mislukten door dit wantrouwen, en de kosten van him onderhoud bleef zwaar drukken op het militaire budget. De door generaal Chiang te hulp geroepen militaire adviseurs hebben het Chineesche leger van de nieuwste reglementen en voorschriften voorzien. Zij hebben de opleiding van den troep en de uitrusting van het leger ter hand genomen. De moeilijk heden, die zij te overwinnen hadden waren groot, de tijd was te kort tot het bereiken van het einddoel. Het soldatenmateriaal voor het nieuwe leger moest geput wor den uit den aanwezigen voorraad de betere standen waren niet in eens te vinden voor dienstname als soldaat, de eeuwenlange verachting voor den militairen stand kon niet in zoo korten tijd overwonnen worden. Alleen voor de 87ste en 88ste divisies gelukte het soldaten te putten uit een betere omgeving. Het oudere sol datenmateriaal op het peil te brengen van den gemiddelden Euro- peeschen soldaat was ondoenlijk. Slechts langzaam en geleidelijk kunnen in deze soldaten, zooals trouwens in het geheele Chineesche volk, vaderlandsliefde, burgerzin en gemeenschapszin ingeplant en ontwikkeld worden. Daarvoor zijn generaties noodig. Daarvoor is ook traditie noodig, een roemrijke geschiedenis. Dit alles mist het Chineesche volk. Schiet de Chineesche soldaat in het algemeen in geestelijk opzicht te kort, op technisch gebied beschikt hij over tal van uit een militair oogpunt goede eigenschappen. Hij is buitengewoon sober en weinig eischend wat verpleging en onderkomen betreft, hij verdraagt met de uiterste gelatenheid de grootste ontberingen bij schroeiende hitte en arctische koude. Hij hecht niet aan het leven en is vertrouwd met den dood. Hij strijdt als een fatalist, 248

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 40