6. DRIE FIGUREN UIT DEN JAVA-OORLOG. Dipa Negara Kjahi Madja Sentot. door Dr. J. M. SOMER, Kapitein der Infanterie. „In het begin van 1924 had een zekere Kaiah, dalang (wajang- vertooner) in kampong Melajoe een aanhang om zich heen verzameld, waarmede hij een „ideaal rijk wilde stichten" aldus begint voorbeeld nr. 6 van het Aanhangsel V.P.T.L., zonder verder in détails te treden over de innerlijke motieven, die den dalang met zijn discipelen tot daden brachten, welke geen „ideaal rijk", doch wel een bloedbad opleverden Met Dipa Negara heeft het Tangerangsche drama oogenschijnlijk niet rechtstreeks te makentusschen het begin van den Java- oorlog en het avontuur van den dalang uit kampong Melajoe ligt een tijdsruimte van een eeuw. Doch de wenteling van den tijd mag haar beloop hebben, in de grondslagen van de Moham- madaansche leer brengt zelfs het verloop van een eeuw geen wijziging. Want welk principieel verschil is er feitelijk tusschen de strek king van bovenstaande aanhaling uit het Aanhangsel V.P.T.L. en onderstaande woorden 254 er is alle reden, om deze oude publicaties met karak terologische inleiding over de persoonlijkheid van den vorstelijken balling hier eens te laten volgen, temeer daar het thans ongeveer anderhalve eeuw geleden is, dat Dipa Negara het levenslicht aan schouwde en met een hooge zending waarvan hij naderhand in zijn eigen babad (rijmkroniek) dit verbluffende staaltje van zelfoverschat ting gaf. Toen namelijk zijn overgrootvader, Sultan Mangkoeboewana I, het kind bezag, dat Embok Ratoe hem voorhield en dat niemand anders dan Dipa Negara zelf was, sprak de oude vorst deze woordenEmbok Ratoe, weet dat het de wil van den Almachtige is, dat dit Uw achter- klemkind bestemd is, om in de toekomst de Hollanders te verderven. Het einde zij Gode alleen bekend, maar deze zal meer zijn dan ik daarom Embok Ratoe zie toe, dat gij hem goed verpleegt", b b Ontleend aan een artikel van den Heer Hallema over„Iets over het karakter en de geestelijke gesteldheid van den Pangeran Dipanegara, naar aanleiding van diens eigen en anderer gedenkschriften 1786—1936", in Vervolg zie onderaan blz. 255).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 48