een juist beeld geven van Java's hardnekkigsten aanrander van
het Nederlandsche gezag. En uit al deze bronnen blijkt steeds
weer opnieuw, dat de tegenstelling Islam-Christendom bij Dipa
Negara overheerschte, dat het zijn ingeboren haat tegen de
ongeloovigen was, die zooveel moeilijkheden heeft veroorzaakt.
Zonder twijfel had Dipa Negara zich reeds lang vóór den Java-
oorlog een reuk va:i heiligheid verworvenzoo was het voor
zieken reeds voldoende het overschot van Dipa Negara's spijzen
aan te raken, om tot volkomen genezing te komen. En nu moge iets
analoogs in de huidige Inheemsche maatschappij ook niet onbe
kend zijn men denke aan het drinken van door vorsten gebruikt
badwater van Dipa Negara wordt zelfs verteld, dat hij, als een
19e-eeuwsche Messias, van Menado naar Ternate over de zee
is gewandeld.1) Merkwaardig is in dit verband hetgeen Dr. J.
Brandes mededeelt over het geloof der Javanen in een toekom-
tigen Messias. 2) Dit z.g. Erucakra-geloof bestond in de Javaansche
babads reeds lang vóór Dipanegara's optreden in 1825. Van
17181723 moet volgens het Javaansche geschrift „Pralambang"
reeds een Dipa Negara zijn opgetredendeze was echter niet
de ware Messias. Naar Brandes meent, is de Dipa Negara van
1825 met het optreden van zijn, een eeuw vroeger geopenbaarden,
voorganger op de hoogte geweest.
Men moet dus bij de beoordeeling van Dipa Negara den pri-
mairen gedachtengang instellen op het feit, dat deze zich een
bovennatuurlijk mensch achtte en juist de Inheemsche bronnen
verschaffen licht omtrent de bij de bevolking heerschende op
vatting over Dipa Negara's macht en heiligheid. Hallema schrijft
260
„Uit deze Inheemsche bronnen nu leert men Dipa Negara kennen,
nu eens openlijk, dan weer in het verborgen, als den vijand der
blanken, die het op de verdrijving en zoo mogelijk op de vernietiging
der Hollanders had toegelegd en daarvoor van Allah bijzondere
opdracht en zending meende te hebben ontvangen. Die bijzondere
opdracht zag hij in de oogenblikken van geestverrukking, van hallu
cinaties en droomgezichten het duidelijkst, doch een minderwaardig
heidsbesef deed hem tevoren en ook nog tijdens den Java-oorlog,
dikwijls twijfelen aan zijn verheven zending, een markant bewijs
van slapheid van karakter en zwakheid van wil. Kwam dat complex
voort uit de ware nederigheid des harten, deemoed of een dergelijke
goede geaardheid, dan wel was het te wijten aan eigen twijfel omtrent
lage geboorte of bedenkelijke vorstelijke afstamming Wij meenen
van het laatste, want in al zijn mémoires bewaarde Dipa Negara het
diepste stilzwijgen over zijn moeder en zijn eigen kindsheid, doch
b Zie ook een frappant voorbeeld uit jongeren tijd, uit de jeugd van
Pakoe Boeana IX, in Louw I, blz. 151, noot 3.
2) Ontleend aan het eerder genoemde artikel van Schoemaker in I.M.T.
1893, blz. 413. Brandes ontwikkelde zijn denkbeelden in: Iets over een
ouderen Dipanegara in verband met een prototype van de voorspellingen
van Jayabaya.