onder de bevolking, en het behoeft psychologisch niet de minste verwondering te wekken, dat Dipa Negara, die door zijn geregelde ascese reeds een roep van heiligheid bezat, in alle lagen der bevolking steeds aan aanhang won. Men vraagt zich in gemoede wel eens af of de geheele Java- oorlog niet had kunnen worden voorkomen, indien de toenmalige bestuursambtenaren te Djocjakarta meer gevoel van tact en inzicht in de verhoudingen hadden gehad. Wij geven ter illustratie van de situatie in het soeltanaat het woord aan een collega uit 1893, die zich bij de bespreking van Resident Smissaert, vertegenwoor diger van het Nederlandsche gezag, als volgt uitlaatx) 262 „Uiterst zelden verliet hij (Smissaert) zijn landhuis te Bedojo, op 12 palen van de hoofdplaats gelegen. De bestuurszaken werden door hem verwaarloosd en geheel overgelaten aan zijnen secretaris, den assistent-resident Chevalier, den rijksbestierder Danoe Eedjo en den translateur Ditré. „Chevalier, een gewezen huzarenofficier, was een ijverig ambtenaar, doch miste de noodige bedachtzaamheid en ondervinding om zulk eene gewichtige betrekking, als die van hoofd van het bestuur over Djocja, te vervullen. „Met een bekwamen chef boven zich, ware die talentvolle man ongetwijfeld een verdienstelijk ambtenaar geweest, doch op zich zelf staande, maakte hij vaak inbreuk op de bestaande adats. „Voor Dipo Negoro koesterde hij de diepste minachting, hij noemde hem een nurkschen, arroganten koelie die geen sabelhouw waard was. In de gunst van Ditré mocht de prins zich evenmin verheugen, vooral wijl het bekend was, dat Dipo Negoro van de ongunstige stemming der voogden gebruik maakte, om de anti-Europeesche partij aan het hof te doen herleven. „Dipo Negoro leefde in volstrekte afzondering, en deed zich bij de bevolking voor als het slachtoffer zijner goede gevoelens jegens den sultan. „Op zijn landgoed te Tegal Redjo liet hij een tempel bouwen en bezocht, onder het voorwendsel van gebeden te doen, de naburige heilige grotten, spelonken en familiegraven. „Onbegrijpelijk is het, dat diens aanhoudende afwezigheid bij het bestuur geen achterdocht wekte, te meer daar het bekend was, dat hij meermalen de grot van Njai Kidoel bezocht, wat steeds een bewijs was van voorbereiding tot groote ondernemingen. „Een krachtigen steun en hulp vond Dipo Negoro in den Moha- medaanschen priester Kiai Modjo, geboortig uit het dorpje Modjo te Soerakarta. Met behulp van dezen geestelijke, die veel invloed had, werd de opstand voorbereid. „Intusschen deed Dipo Negoro zich voor als een heilige behalve Donderdag avond, zat hij dag en nacht in zijn tempel of in de heilige grotten hardop uit den kcran te bidden. Had hij zijne ziel genoegzaam verkwikt door het opdreunen van Arabische gebeden, dan nam hij de geschiedenis der veroveringen van de Mataramsche vorsten ter hand, waarna hij hunne heldenfeiten bezong. „Meermalen kon hij uren droomend in de donkerste hoeken der heilige grotten starenin dergelijke oogenblikken zeide hij uit de onzichtbare wereld stemmen te hooren, welke, slechts voor hem verneembare goddelijke voorschriften influisterden". J) Schoemaker, t.a.p., blz. 412 vlg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 56