De haren rijzen bijna te berge bij het lezen van dergelijke opvattingen over „bestuur". En om bij voorbaat het verwijt weg te nemen, dat het getuigenis werd neergeschreven door een buitenstaander, laten wij als tegenhanger een oordeel volgen van een objectief waarnemer als kolonel Nahuys, die als Resident en Regeeringscommissaris in den Java-oorlog werkzaam was. Nahuys schrijft in een Nota aan den Gouverneur-Generaalx) Deze twee aanhalingen mogen voldoende zijn, om een indruk te geven van de totaal vertroebelde verhouding tusschen Euro peesch bestuur en soeltanaat en het mag inderdaad aan het wanbeleid in Djocjakarta worden geweten, dat het Indische leger vijf jaar lang bloedige offers heeft moeten brengen voor kardinale fouten in de bestuursvoering. Tevens blijkt afdoende, dat de uitbarsting van het conflict, voor een deel op economische gronden berustend, werd verhaast, doordat Dipa Negara zeer tactvol de godsdienstige gevoelens der Mohammedaansche wereld wist uit te buiten. „Toen Dipanegara de standaard des opstands opstak, beoogde hij niets anders dan ons van Java te verdrijven of tenminste om ons terug te brengen tot hetgeen wij voor omtrent 200 jaren waren, namelijk bloote handelaren en bezitters van eenige weinige sterk ten aan de stranden om onzen koophandel te beschermen aldus Resident Valck. 2) ïj Nota van 29 Augustus 1828 zie De Klerck, IV, Bijlage XVI, blz. 885. In zijn Nota over het al of niet verwijderen buiten Java van den hoofdmuiteling Dipa Negara, d.d. Magelang, 22 Maart 1830. Zie De Klerck, V, blz. 727. Een ander oordeel vindt men op blz. 607 van dat deel, waar Generaal De Koek zegt, dat „het nooit tot zoodanig uiterste zoude gekomen zijn, ware de Resident Smissaert een bekwaam en actief ambtenaar geweest 263 „Is het wonder, dat zijn aanhang en invloed buitengewoon waren? Onderwijl nam de verbittering der voogden, over het zorgeloos plaat selijk bestuur, meer en meer toe, zóó zelfs, dat men bij feestebjke gelegenheden alle decorum achterwege liet en elkaar beleedigde. De resident bleef echter doof voor de waarschuwingen, die vertrouwde hoofden en oude ingezetenen hem gaven". „Men voege bij deze factor de ongelukkige omstandigheid, dat de Resident van Djocjakarta. een man van weinig moed en energie, met zijnen Assistent-Resident in geen onderling vertrouwen maar daarentegen grooten en bijkans openlijken onmin leefde, dat beide in hun publiek gedrag en administratie naar een ieders gevoelen veel te wenschen overlieten en dat de twee voogden Dipo Negoro en Mangkoeboemi door de ambtenaren met groote onverschilligheid en zeer weinig égards, om niet te zeggen minachting, werden behandeld, hetwelk vooral van een nadeeligen indruk moet geweest zijn op een man als den Prins Dipo Negoro, die gezegd wordt voor lang met een afgunstig en nijdig oog te hebben aangezien de groote macht en invloed van het Europeesch Gouvernement in de Vorsten landen, en indien dit alles niet voldoende is om een elk met Java bekend te zeggen waaraan wij voornamelijk de onlusten mogen dank weten, dan zoude ik 'het tijd en moeite verloren achten om daar over nog breeder uit te wijden".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 57