aanhang naar Selarang gevlucht en de achtervolging door de Cavalerie leverde geen resultaat op. De Java-oorlog was begon nen den 25en Juli ontving de Gouverneur-Generaal, totaal onvoorbereid, de eerste berichten. Generaal De Koek trad in functie en één zijner daden was de schorsing van Smissaert, die later benoemd werd tot president van het college van administratie der houtbosschen, in welke functie hij „geen reden tot klagen heeft gegeven schrijft Schoemaker. Zooveel te meer in Diocia- karta. x) Een vergelijking van den Java-oorlog met den jongsten Ban- tamschen opstand moge niet geheel opgaan, ook in Bantam was in 1926 de minder gunstige economische toestand der bevolking een voorname reden om te luisteren naar politieke en religieuse stemmen, hetgeen tenslotte leidde tot verzet tegen het wettige gezag. En ook in Bantam berustte de leiding der onlusten grootendeels in handen van kjai's, die met fanatieken geloofsijver de vernietiging der kafirs propageerden. Dit middel leidt in de 266 Wij ontleenden de in den tekst vermelde bijzonderheden aan Schoe maker s genoemd artikel in het I.M.T. Het is jammer, dat de auteur niet heeft aangegeven uit welke bronnen hij heeft geput. By Louw, Java-oorlog, Ïl. 47.' noot komt een soortgelijk verhaal voor als Schoemaker geeft.' Hij schrijft daar n.l. na te hebben vermeld, dat Dipa Negara zich niet zou hebben ontzien den Resident in het publiek aan het hof voor „kaalkop" uit te schelden het volgende „Nog sterker Oude Europeesche ingezetenen te Jogja vertellen, dat Dipanegara op een receptie den Resident met de hand over met kale hoofd streek. Hageman heeft het verhaal ook vernomen en mei alleen dit in zijn werk opgenomen (blz. 56) maar nog veel erger tooneelen. Zie b.v. bl. 58, waar verhaald wordt, dat op zeker gastmaal ijj®? Z dronken hield, den Resident bij het hoofd vatte en dit scnuddende zeide (volgt hetgeen boven reeds is vermeld). Voor alle zekerheid geeft Hageman de woorden in 't Maleisch weer, er zou dus geen twijfelen mogelijk zijn, en toch meenen wij ons niet tot tolk te mogen maken van deze en meer dergelijke verhalen door Hageman gedurende zijn reizen opgeteekend. Wij weten bij ondervinding hoe uiterst voorzichtig men moet zijn met verhalen uit den volksmond; hoe gaarne men zich tot vertellen zet, maar tevens hoe gering het aantal dergenen is, wier geheugen en wijze van voorstellen den toets van een nauwkeurig onderzoek, door vergelijking hunner anecdoten met hetgeen wij zeker weten dat geschied is, kunnen doorstaan". Bij het controleeren van Hageman's werk blijkt inderdaad diens beschrijving met die van Schoemaker overeen te komen. Hageman vermeldt er bij, dat de gebeurtenissen hem „verhaald" zijn. Bijlage III van Louw's werk geeft nog een confidentieele Nota van Chevalier, waarin gezinspeeld wordt op „schandelijke uitdrukkingen" van Dipa Negara, doch deze Nota geeft geen bijzonderheden. Wij sluiten ons dan ook geheel aan bij Louw's oordeel, dat men de verhalen van Hageman c.s. met veel oordeel des onder scheids dient te raadplegen. Toch meenden wij bij wijze van illustratie hoe de fabel zich rondom Dipa Negara heeft gevlochten, den lezer de uiteen zetting van niet-officieele zijde niet te mogen onthouden. Merkwaardig is, dat Dipa Negara's babad over de voorvallen een geheel andere lezing geeft Men zie voor deze babad Louw I, blz. 120-147 zij is zeer lezenswaardig en psychologisch een stuk van groote waarde voor de kennis van het uit breken van den oorlog.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 60